ECLI:NL:HR:2008:BD4859

Hoge Raad

Datum uitspraak
30 september 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
00892/07
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • G.J.M. Corstens
  • B.C. de Savornin Lohman
  • H.A.G. Splinter-van Kan
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen veroordeling voor opzettelijk nalaten van gegevensverstrekking

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage, waarbij de verdachte is veroordeeld tot drie weken gevangenisstraf voor het opzettelijk nalaten om tijdig de benodigde gegevens te verstrekken. De verdachte, geboren in 1971, had de verplichting om deze gegevens te verstrekken in het kader van een wettelijk voorschrift. De advocaat van de verdachte, mr. J. Goudswaard, heeft een middel van cassatie voorgesteld, waarbij werd aangevoerd dat het Hof had moeten onderzoeken of de raadsman op de hoogte was van de zitting. De Hoge Raad oordeelt dat de stukken van het geding geen aanknopingspunten bevatten voor de veronderstelling dat de kennisgeving van de zitting niet aan de raadsman was toegezonden. Het Hof heeft terecht geoordeeld dat de raadsman tijdig op de hoogte was van de zitting, en het was niet nodig voor het Hof om verder onderzoek te doen naar de afwezigheid van de raadsman. De Hoge Raad verwerpt het beroep en bevestigt de veroordeling van het Hof.

Uitspraak

30 september 2008
Strafkamer
Nr. S 00892/07
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een bij verstek gewezen arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 12 januari 2007, nummer 22/000462-05, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1971, wonende te [woonplaats].
1. De bestreden uitspraak
Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te 's-Gravenhage van 18 januari 2005 - de verdachte ter zake van "in strijd met een hem bij of krachtens wettelijk voorschrift opgelegde verplichting opzettelijk nalaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken, terwijl dat kan strekken tot bevoordeling van zichzelf en hij weet dat de gegevens van belang zijn voor de vaststelling van zijn recht op een verstrekking dan wel voor de hoogte of duur van een dergelijke verstrekking" veroordeeld tot drie weken gevangenisstraf.
2. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. J. Goudswaard, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage, teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
3. Beoordeling van het middel
3.1. Het middel behelst de klacht dat art. 51 Sv is geschonden doordat het Hof tot behandeling van de zaak is overgegaan zonder dat blijkt van onderzoek naar de vraag of de raadsman geacht mocht worden op de hoogte te zijn van dag en tijdstip van de zitting.
3.2.1. Bij de stukken van het geding bevindt zich een afschrift van een kennisgeving van 11 december 2006 van de Advocaat-Generaal bij het Gerechtshof te 's-Gravenhage aan mr. I. van Straalen, de raadsman van de verdachte, inhoudende dat de behandeling van de strafzaak tegen de verdachte zal plaatsvinden op 12 januari 2007 te 09.50 uur en dat de verdachte "in hoger beroep [moet] terechtstaan ter zake van het hem in eerste aanleg tenlastegelegde bij de dagvaarding(en), met inbegrip van eventuele in eerste aanleg door het OM gevorderde en door de rechtbank toegestane wijzigingen, vanwege de officier van justitie in het arrondissement 's-Gravenhage betekend onder parketnummer 09-015154-04".
3.2.2. De stukken bevatten geen aanknopingspunten voor een vermoeden dat de kennisgeving van de Advocaat-Generaal niet aan de raadsman is toegezonden dan wel hem niet heeft bereikt.
3.3. In de bestreden uitspraak ligt besloten dat het Hof aannemelijk heeft geoordeeld dat de raadsman, die niet aanwezig was ter terechtzitting, tijdig op de hoogte is gesteld van dag en tijdstip van de behandeling van de zaak. Dit feitelijke oordeel is, in het licht van hetgeen hiervoor onder 3.2.1 is overwogen, niet onbegrijpelijk. Het Hof behoefde dan ook, anders dan in het middel wordt betoogd, niet blijk te geven van een onderzoek naar de reden van die afwezigheid of in die afwezigheid aanleiding te zien de behandeling van de zaak aan te houden teneinde de raadsman in de gelegenheid te stellen alsnog de verdediging te voeren (vgl. HR 8 september 1998, LJN ZD1243, NJ 1998, 905).
3.4. Het middel is derhalve ongegrond.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president G.J.M. Corstens als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en H.A.G. Splinter-van Kan, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.J. Verhoeven, en uitgesproken op 30 september 2008.