ECLI:NL:HR:2008:BD4170
Hoge Raad
- Herziening
- F.H. Koster
- A.J.A. van Dorst
- J.W. Ilsink
- Rechtspraak.nl
Herziening van een vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te Maastricht met betrekking tot de niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 juni 2008 uitspraak gedaan over een aanvrage tot herziening van een eerder vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te Maastricht. De aanvrager, geboren in 1973 en zonder bekende woon- of verblijfplaats, had in 2006 een vonnis gekregen waarbij het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk werd verklaard in de vervolging ter zake van artikel 197 van het Wetboek van Strafrecht. De aanvrager stelde dat de Politierechter, indien deze bekend was geweest met bepaalde stukken die door de verdediging waren overgelegd, tot een andere beslissing zou zijn gekomen. De Hoge Raad oordeelde echter dat de aanvrage tot herziening ongegrond was. De rechtbank had in haar vonnis van 1 november 2006 vastgesteld dat het niet aannemelijk was dat de aanvrager Nederland op legale wijze kon verlaten, en dat het steeds opnieuw vervolgen van de aanvrager geen redelijk strafrechtelijk doel meer diende. De Hoge Raad concludeerde dat de bij de aanvrage overgelegde stukken niet het ernstig vermoeden wekten dat de Politierechter tot een andere beslissing zou zijn gekomen. De Hoge Raad benadrukte dat voor herziening meer vereist is dan de enkele mogelijkheid dat een andere beslissing zou zijn genomen. De aanvrage werd afgewezen, en de Hoge Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de Politierechter.