ECLI:NL:HR:2008:BD3942

Hoge Raad

Datum uitspraak
5 september 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
C07/087HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheidsrecht tussen bestuurder en aandeelhouder in een commanditaire vennootschap

In deze zaak, die voor de Hoge Raad is gebracht, betreft het een geschil tussen een bestuurder en de enig aandeelhouder van een beherend vennoot en een stille vennoot in een commanditaire vennootschap (CV). De eiser, wonende te [woonplaats], is door IAH gedagvaard voor de rechtbank Arnhem, waarbij IAH vorderde dat de eiser zou worden veroordeeld tot betaling van een aanzienlijk bedrag van € 1.169.886,--, vermeerderd met rente en kosten. De rechtbank heeft de vordering van IAH op 24 maart 2004 afgewezen, waarna IAH hoger beroep heeft ingesteld bij het gerechtshof te Arnhem. Het hof heeft na tussenarresten en getuigenverhoren op 12 december 2006 het vonnis van de rechtbank vernietigd en de eiser veroordeeld tot schadevergoeding, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet.

De eiser heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen de arresten van het hof. De Hoge Raad heeft op 5 september 2008 uitspraak gedaan in deze zaak. De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman strekte tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft het beroep van de eiser verworpen en hem in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, die aan de zijde van de verweerster op nihil zijn begroot. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten die in het cassatiemiddel zijn aangevoerd, niet tot cassatie konden leiden, en dat dit geen nadere motivering behoeft, gezien artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO).

Uitspraak

5 september 2008
Eerste Kamer
Nr. C07/087HR
RM/TT
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. E. Grabandt,
t e g e n
[verweerster],
gevestigd te [vestigingsplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] en IAH.
1. Het geding in feitelijke instanties
IAH heeft bij exploot van 28 januari 2003 [eiser] gedagvaard voor de rechtbank Arnhem en gevorderd, kort gezegd, [eiser] te veroordelen tot betaling van € 1.169.886,--, met rente en kosten.
[Eiser] heeft de vordering bestreden.
De rechtbank heeft bij vonnis van 24 maart 2004 de vordering afgewezen.
Tegen dit vonnis heeft IAH hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Arnhem.
Na tussenarresten van 14 juni 2005 en 11 april 2006 en getuigenverhoren, heeft het hof bij eindarrest van 12 december 2006 het vonnis van de rechtbank vernietigd en [eiser] veroordeeld tot vergoeding van de schade die IAH heeft geleden als gevolg van het onrechtmatig handelen van [eiser], op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet.
De arresten van het hof zijn aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de arresten van het hof van 11 april 2006 en 12 december 2006 heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen IAH is verstek verleend.
De zaak is voor [eiser] toegelicht door zijn advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerster] begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.B. Fleers als voorzitter en de raadsheren O. de Savornin Lohman, E.J. Numann, F.B. Bakels en W.D.H. Asser, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 5 september 2008.