ECLI:NL:HR:2008:BD3747

Hoge Raad

Datum uitspraak
11 juli 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
C07/200HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over werkgeversaansprakelijkheid na val werknemer van rolsteiger

In deze zaak gaat het om een arbeidsgeschil over werkgeversaansprakelijkheid op basis van artikel 7:658 van het Burgerlijk Wetboek, naar aanleiding van een ongeval dat een werknemer op 5 februari 2002 heeft gehad tijdens de uitvoering van zijn werkzaamheden. De werknemer, aangeduid als [verweerder], heeft de werkgever, aangeduid als [eiseres], gedagvaard voor de rechtbank te Middelburg. Hij vorderde een verklaring voor recht dat [eiseres] aansprakelijk is voor de schade die hij heeft geleden en nog zal lijden als gevolg van het ongeval, met een verzoek om schadevergoeding die nader op te maken is bij staat, vermeerderd met rente en kosten.

De rechtbank heeft de zaak verwezen naar de kantonrechter te Zierikzee na een exceptie van onbevoegdheid die door [eiseres] was ingediend. De kantonrechter heeft op 13 juli 2004 de vordering van [verweerder] afgewezen. Hierop heeft [verweerder] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Gravenhage. Na een tussenarrest op 16 december 2005, waarin [eiseres] werd toegelaten tot bewijslevering, heeft het hof op 30 maart 2007 het vonnis van de kantonrechter vernietigd en de vordering van [verweerder] toegewezen.

Tegen dit eindarrest heeft [eiseres] cassatie ingesteld. De Hoge Raad heeft de zaak behandeld en de conclusie van de Advocaat-Generaal J. Spier, die strekte tot verwerping van het beroep, in overweging genomen. De Hoge Raad heeft uiteindelijk het beroep verworpen en [eiseres] veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 371,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. De uitspraak is gedaan op 11 juli 2008 door de vice-president D.H. Beukenhorst en de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, J.C. van Oven, F.B. Bakels en W.D.H. Asser.

Uitspraak

11 juli 2008
Eerste Kamer
Nr. C07/200HR
EV/MD
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiseres],
gevestigd te [vestigingsplaats],
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. R.A.A. Duk,
t e g e n
[Verweerder],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. M.E.M.G. Peletier.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiseres] en [verweerder].
1. Het geding in feitelijke instanties
[Verweerder] heeft bij exploot van 17 juli 2003 [eiseres] gedagvaard voor de rechtbank te Middelburg en gevorderd, kort gezegd, voor recht te verklaren dat [eiseres] aan [verweerder] dient te betalen de schade die [verweerder] heeft geleden en nog zal lijden ten gevolge van het hem op 5 februari 2002 tijdens de uitvoering van zijn werkzaamheden overkomen ongeval, nader op te maken bij staat, vermeerderd met rente en kosten.
De rechtbank heeft naar aanleiding van een door [eiseres] ingediende incidentele conclusie houdende exceptie van onbevoegdheid bij vonnis van 11 februari 2004 de zaak verwezen naar de kantonrechter te Zierikzee.
[Eiseres] heeft de vordering van [verweerder] bestreden.
De kantonrechter heeft bij vonnis van 13 juli 2004 de vordering afgewezen.
Tegen het vonnis van de kantonrechter heeft [verweerder] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Gravenhage.
Na een tussenarrest van 16 december 2005, waarbij [eiseres] is toegelaten tot bewijslevering en na getuigenverhoren, heeft het hof bij eindarrest van 30 maart 2007 het vonnis van de kantonrechter vernietigd en de vordering van [verweerder] alsnog toegewezen.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [eiseres] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[Verweerder] heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Spier strekt tot verwerping van het beroep.
De advocaat van [eiseres] heeft bij brief van 20 juni 2008 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] begroot op € 371,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president D.H. Beukenhorst als voorzitter en de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, J.C. van Oven, F.B. Bakels en W.D.H. Asser, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer W.D.H. Asser op 11 juli 2008.