ECLI:NL:HR:2008:BD3708

Hoge Raad

Datum uitspraak
11 juli 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07/11803
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot vaststelling van het Nederlanderschap en verlies van Nederlandse nationaliteit

In deze zaak heeft verzoekster, die in Nederland woont, een verzoek ingediend bij de rechtbank 's-Gravenhage om vast te stellen dat zij in het bezit is van de Nederlandse nationaliteit. Dit verzoek was gebaseerd op de stelling dat zij bij geboorte de Nederlandse nationaliteit had verkregen. De Staat der Nederlanden, vertegenwoordigd door het Ministerie van Justitie, heeft echter betwist dat verzoekster nog steeds de Nederlandse nationaliteit bezit. Dit betwistingen was gebaseerd op het feit dat de vader van verzoekster, die oorspronkelijk de Nederlandse nationaliteit had, deze had verloren door zijn keuze voor de Indonesische nationaliteit. De rechtbank heeft op 26 juli 2007 het verzoek van verzoekster afgewezen, waarop zij in cassatie is gegaan.

De Hoge Raad heeft op 11 juli 2008 uitspraak gedaan in deze zaak. De raadsheren hebben de klachten van verzoekster in het cassatieberoep beoordeeld, maar hebben geconcludeerd dat deze klachten niet tot cassatie konden leiden. De Hoge Raad oordeelde dat er geen noodzaak was voor nadere motivering, aangezien de klachten niet leidden tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep van verzoekster dan ook verworpen.

Deze uitspraak is van belang voor de interpretatie van het nationaliteitsrecht, met name in gevallen waarin de nationaliteit van een ouder invloed heeft op de nationaliteit van een kind. De beslissing benadrukt de strikte toepassing van de wetgeving omtrent nationaliteit en de gevolgen van het opteren voor een andere nationaliteit.

Uitspraak

11 juli 2008
Eerste Kamer
07/11803
RM/IS
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[Verzoekster],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKSTER tot cassatie,
advocaat: mr. M.G. Evers,
t e g e n
DE STAAT DER NEDERLANDEN, Ministerie van Justitie,
zetelende te 's-Gravenhage,
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. J. van Duijvendijk-Brand.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [verzoekster] en de Staat.
1. Het geding in feitelijke instanties
Met een op 21 november 2006 ter griffie van de rechtbank 's-Gravenhage ingediend verzoekschrift heeft [verzoekster] zich gewend tot die rechtbank en verzocht vast te stellen dat zij in het bezit is van de Nederlandse nationaliteit.
De Staat heeft bij brief van 13 maart 2007 zijn standpunt kenbaar gemaakt.
De rechtbank heeft bij beschikking van 26 juli 2007 het verzoek afgewezen.
De beschikking van de rechtbank is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van de rechtbank heeft [verzoekster] beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staat heeft een verweerschrift ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Strikwerda strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van [verzoekster] in haar cassatieberoep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, A. Hammerstein en C.A. Streefkerk, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer W.D.H. Asser op 11 juli 2008.