ECLI:NL:HR:2008:BD3708
Hoge Raad
- Cassatie
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- A. Hammerstein
- C.A. Streefkerk
- W.D.H. Asser
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot vaststelling van het Nederlanderschap en verlies van Nederlandse nationaliteit
In deze zaak heeft verzoekster, die in Nederland woont, een verzoek ingediend bij de rechtbank 's-Gravenhage om vast te stellen dat zij in het bezit is van de Nederlandse nationaliteit. Dit verzoek was gebaseerd op de stelling dat zij bij geboorte de Nederlandse nationaliteit had verkregen. De Staat der Nederlanden, vertegenwoordigd door het Ministerie van Justitie, heeft echter betwist dat verzoekster nog steeds de Nederlandse nationaliteit bezit. Dit betwistingen was gebaseerd op het feit dat de vader van verzoekster, die oorspronkelijk de Nederlandse nationaliteit had, deze had verloren door zijn keuze voor de Indonesische nationaliteit. De rechtbank heeft op 26 juli 2007 het verzoek van verzoekster afgewezen, waarop zij in cassatie is gegaan.
De Hoge Raad heeft op 11 juli 2008 uitspraak gedaan in deze zaak. De raadsheren hebben de klachten van verzoekster in het cassatieberoep beoordeeld, maar hebben geconcludeerd dat deze klachten niet tot cassatie konden leiden. De Hoge Raad oordeelde dat er geen noodzaak was voor nadere motivering, aangezien de klachten niet leidden tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep van verzoekster dan ook verworpen.
Deze uitspraak is van belang voor de interpretatie van het nationaliteitsrecht, met name in gevallen waarin de nationaliteit van een ouder invloed heeft op de nationaliteit van een kind. De beslissing benadrukt de strikte toepassing van de wetgeving omtrent nationaliteit en de gevolgen van het opteren voor een andere nationaliteit.