ECLI:NL:HR:2008:BD3692

Hoge Raad

Datum uitspraak
16 september 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
01405/07
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • F.H. Koster
  • A.J.A. van Dorst
  • W.M.E. Thomassen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van strafoplegging wegens onbegrijpelijke motivering door het Hof

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 16 september 2008 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De verdachte was eerder veroordeeld voor overtredingen van artikel 30 van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen (WAM). De Hoge Raad oordeelde dat de strafmotivering van het Hof onbegrijpelijk was, omdat het Hof had gesteld dat eerdere veroordelingen van de verdachte niet hadden geleid tot het plegen van het feit in kwestie, terwijl deze veroordelingen na het bewezenverklaarde feit waren uitgesproken. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak, maar alleen wat betreft de strafoplegging, en verwees de zaak terug naar het Gerechtshof voor herbehandeling van de straf. De Hoge Raad verwerpt het beroep voor het overige, wat betekent dat de andere aspecten van de uitspraak van het Hof in stand blijven. De zaak betreft een belangrijke overweging over de motivering van straffen en de relevantie van eerdere veroordelingen in de beoordeling van de huidige zaak.

Uitspraak

16 september 2008
Strafkamer
nr. S 01405/07
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 24 januari 2007, nummer 22/005303-06, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1957, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. A.P. Visser, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Knigge heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak ten aanzien van de strafoplegging en tot zodanige op art. 440 Sv gegronde beslissing als de Hoge Raad gepast zal voorkomen en tot verwerping van het beroep voor het overige.
2. Beoordeling van het middel
2.1. Het Hof heeft de verdachte ter zake van overtreding van art. 30 van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen (WAM) tot straf veroordeeld.
2.2. Het middel behelst onder meer de klacht dat het Hof de oplegging van de straf onvoldoende met redenen heeft omkleed nu het in aanmerking heeft genomen dat de verdachte driemaal eerder ter zake van overtreding van art. 30 WAM is veroordeeld, terwijl twee van die veroordelingen dateren van na het plegen van het bewezenverklaarde feit.
2.3.1. Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
"hij op 19 juni 2004 te 's-Gravenhage als degene aan wie het kenteken in de zin van artikel 36 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 was opgegeven van een motorrijtuig (auto), met het kenteken [AA-00-BB], dat motorrijtuig op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Hoefkade, heeft laten staan, zonder dat hij voor dit motorrijtuig een verzekering overeenkomstig genoemde Wet had gesloten en in stand gehouden."
2.3.2. Het Hof heeft de oplegging van de straf als volgt gemotiveerd:
"Voorts is komen vast te staan dat de verdachte, blijkens een hem betreffend uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister d.d. 5 december 2006, reeds eerder op 22 juni 2006, op 29 september 2004 en op 2 juni 1999 is veroordeeld voor een overtreding van artikel 30 Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen, alsmede vele malen veroordeeld voor het plegen van andere strafbare feiten hetgeen hem er kennelijk niet van heeft weerhouden het onderhavige feit te plegen."
2.4. 's Hofs strafmotivering, voor zover inhoudende dat "de verdachte (...) reeds eerder op 22 juni 2006, op 29 september 2004 (...) is veroordeeld voor een overtreding van art. 30 Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen (...) hetgeen hem er kennelijk niet van heeft weerhouden het onderhavige feit te plegen" is onbegrijpelijk, in aanmerking genomen dat het onderhavige feit is begaan op 19 juni 2004.
2.5. De klacht is gegrond.
3. Slotsom
Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat het middel voor het overige geen bespreking behoeft en als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak maar uitsluitend wat betreft de strafoplegging;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren A.J.A. van Dorst en W.M.E. Thomassen, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 16 september 2008.