ECLI:NL:HR:2008:BD3430

Hoge Raad

Datum uitspraak
10 juni 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/00003 H
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Herziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van veroordelingen wegens onverzekerd rijden en de verzekeringsplicht bij vernietigde voertuigen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 10 juni 2008 uitspraak gedaan over een aanvraag tot herziening van twee eerdere veroordelingen van de aanvrager wegens onverzekerd rijden. De aanvrager was veroordeeld door de Kantonrechter in Rotterdam voor het niet sluiten en in stand houden van een verzekering voor motorrijtuigen waarvoor een kentekenbewijs was afgegeven. De veroordelingen betroffen een geldboete van € 288,- voor een overtreding op 8 januari 2003 en een geldboete van € 480,- voor een overtreding op 14 september 2005, waarbij ook een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen werd opgelegd.

De aanvrager stelde dat hij niet veroordeeld zou zijn indien de rechters op de hoogte waren geweest van het feit dat de motorrijtuigen met de kentekens [AA-BB-00] en [CC-DD-00] niet meer aan het verkeer deelnamen, omdat deze voertuigen in Frankrijk waren gesloopt. De Hoge Raad oordeelde echter dat de enkele omstandigheid dat de voertuigen niet meer aan het verkeer deelnamen, de verzekeringsplicht niet zonder meer vervalt. De aanvrager had zelf een aanvraag moeten indienen om de geldigheid van het kentekenbewijs te schorsen.

De Hoge Raad concludeerde dat de aangevoerde omstandigheden, waaronder de taalvaardigheid van de aanvrager en het gebrek aan communicatie van Frankrijk naar Nederland over de vernietiging van de voertuigen, niet voldoende waren om het ernstig vermoeden te wekken dat de Kantonrechters tot een andere uitspraak zouden zijn gekomen. De aanvrage tot herziening werd dan ook ongegrond verklaard, en de Hoge Raad wees de aanvraag af.

Uitspraak

10 juni 2008
Strafkamer
nr. 08/00003 H
SM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op een aanvrage tot herziening van
A) een in kracht van gewijsde gegaan vonnis van de Kantonrechter in de Rechtbank te Rotterdam van 14 april 2004, nummer 10/281656-03, en
B) een in kracht van gewijsde gegaan vonnis van de Kantonrechter in de Rechtbank te Rotterdam van 13 december 2006, nummer 10/910723-06, ingediend door mr. J.H. van Meurs, advocaat te Rotterdam, namens:
[aanvrager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1966, wonende te [woonplaats].
1. De uitspraak waarvan herziening is gevraagd
De Kantonrechter heeft bij het hierboven onder A vermelde vonnis de aanvrager ter zake van "als degene aan wie het kenteken is opgegeven voor een motorrijtuig waarvoor een kentekenbewijs is afgegeven niet een verzekering overeenkomstig de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen sluiten en in stand houden", gepleegd op 8 januari 2003 veroordeeld tot een geldboete van € 288,- subsidiair vijf dagen hechtenis.
De Kantonrechter heeft bij het hierboven onder B vermelde vonnis de aanvrager ter zake van "als degene aan wie het kenteken is opgegeven voor een motorrijtuig waarvoor een kentekenbewijs is afgegeven niet een verzekering overeenkomstig de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen sluiten en in stand houden", gepleegd op 14 september 2005 veroordeeld tot een geldboete van € 480,- subsidiair negen dagen hechtenis, alsmede tot ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
2. De aanvrage tot herziening
De aanvrage tot herziening is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
3. Beoordeling van de aanvrage
3.1. Als grondslag voor een herziening kunnen, voor zover hier van belang, krachtens het eerste lid, aanhef en onder 2° van art. 457 Sv slechts dienen een of meer door een opgave van bewijsmiddelen gestaafde omstandigheden van feitelijke aard die bij het onderzoek op de terechtzitting niet zijn gebleken en die het ernstig vermoeden wekken dat, waren zij bekend geweest, het onderzoek der zaak zou hebben geleid hetzij tot vrijspraak van de veroordeelde, hetzij tot ontslag van rechtsvervolging, hetzij tot niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie, hetzij tot toepasselijkverklaring van een minder zware strafbepaling.
3.2. In de aanvrage wordt in de eerste plaats aangevoerd dat de aanvrager niet zou zijn veroordeeld indien de Kantonrechters bekend zouden zijn geweest met de omstandigheid dat de motorrijtuigen met de kentekens [AA-BB-00] en [CC-DD-00] niet meer aan het verkeer deelnamen aangezien vorenbedoelde motorrijtuigen op respectievelijk 16 juni 2003 en 23 december 2004 in Frankrijk zijn gesloopt. Als bijlagen bij de aanvrage zijn gevoegd:
- een in de Franse taal opgestelde verklaring van 25 januari 2006 van het "Commissariat de police de Elancourt" inhoudende dat de auto Opel Astra met kenteken [AA-BB-00] op 16 juni 2003 is gevorderd en is vernietigd.
- een in de Franse taal opgestelde verklaring van 27 januari 2006 van het "Commissariat de police d'Etampes" inhoudende dat de auto Opel Astra met kenteken [CC-DD-00] op 23 december 2004 is gevorderd en is vernietigd.
3.3. Ten aanzien van de onder B vermelde uitspraak van de Kantonrechter te Rotterdam van 13 december 2006 kan van deze omstandigheid niet worden gezegd dat de rechter die de veroordeling heeft uitgesproken daarmee niet bekend was. Immers bij de stukken van het geding bevindt zich een brief van de aanvrager aan de RDW Afdeling APR van 8 februari 2006, inhoudende dat hij sinds 16 juni 2003 geen eigenaar meer is van het voertuig met kenteken [AA-BB-00] omdat hij de auto in Frankrijk bij een garage heeft ingeleverd, met als bijlage de in de Franse taal opgestelde verklaring van 25 januari 2006.
3.4.1. Overigens huldigt de aanvrage de opvatting dat op grond van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen (hierna: WAM) geen wettelijke verplichting bestaat tot het in stand houden van een verzekering voor een motorrijtuig zodra het is vernietigd. In deze opvatting wordt miskend dat de kentekenhouder ingevolge art. 2, eerste lid, WAM verzekeringsplichtig is zolang aan hem een kenteken voor een motorrijtuig is afgegeven en de verplichting tot verzekering niet is opgeheven op de voet van art. 2, derde lid, WAM, welke opheffing van de verzekeringsplicht slechts plaatsvindt indien de geldigheid van het kentekenbewijs op aanvraag van de eigenaar of houder van het motorrijtuig door de Dienst Wegverkeer is geschorst overeenkomstig art. 67, eerste lid, Wegenverkeerswet 1994 (vgl. HR 27 maart 2001, NJ 2001, 380).
3.4.2. De enkele omstandigheid dat de twee motorrijtuigen niet meer aan het verkeer deelnemen, doet de verzekeringsplicht dus niet zonder meer vervallen en kan daarom niet het ernstig vermoeden wekken als hiervoor onder 3.1 vermeld.
3.4.3. Tot een ander oordeel dwingt evenmin de in de aanvrage aangevoerde omstandigheden dat de aanvrager de Nederlandse taal niet goed machtig is en hem niet kan worden verweten dat Frankrijk niet aan Nederland heeft laten weten dat de voertuigen zijn vernietigd. Deze omstandigheden nemen immers niet weg dat de eigenaar of houder van het motorrijtuig zelf een aanvraag moet indienen bij de Dienst Wegverkeer om de geldigheid van het kentekenbewijs te schorsen.
3.5. De aangevoerde omstandigheden kunnen derhalve, zowel op zichzelf beschouwd als in onderlinge samenhang, niet het ernstig vermoeden wekken dat de Kantonrechters de aanvrager zouden hebben vrijgesproken van de feiten waarvoor hij is veroordeeld.
3.6. Uit het vorenoverwogene vloeit voort dat de aanvrage met betrekking tot de onder A en B vermelde vonnissen kennelijk ongegrond is, zodat als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad wijst de aanvrage tot herziening af.
Dit arrest is gewezen door de vice-president G.J.M. Corstens als voorzitter, en de raadsheren W.A.M. van Schendel en H.A.G. Splinter-van Kan, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.J. Verhoeven, en uitgesproken op 10 juni 2008.