(i) Op 5 juni 2002 is door [getuige 1], medewerkster in een vestiging van de firma [A] aan de [a-straat] te [vestigingsplaats], aangifte gedaan van een die dag tussen 15.30 en 15.45 uur gepleegde diefstal uit die winkel van een aantal onderbroeken. De aangeefster heeft verklaard dat een Marokkaanse man, die zij wel van gezicht kende, met een stapel onderbroeken onder de oksel van zijn linkerarm geklemd de winkel verliet zonder deze af te rekenen. Zij herkende de haar getoonde inbeslaggenomen onderbroeken als de weggenomen onderbroeken. (Zie: proces-verbaal nr. 2002032356-1).
(ii) Aan de hand van een van de aangeefster verkregen signalement heeft verbalisant [verbalisant 1] vastgesteld dat de hem ambtshalve bekende [aanvrager] voldeed aan het signalement. Bij zijn aanhouding droeg deze geen jas. (Zie: proces-verbaal nr. 2002032356-2).
(iii) Bij een diezelfde dag gehouden spiegelconfrontatie heeft de aangeefster de aanvrager aan zijn gezicht, haardracht en kleding voor 100% herkend als de man die op 5 juni 2002 met een stapel onderbroeken onder zijn arm de winkel heeft verlaten zonder deze onderbroeken te hebben afgerekend. (Zie: proces-verbaal nr. 2002032356-3).
(iv) De verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] hebben een onderzoek ingesteld, waarbij zij op 5 juni 2002 omstreeks 17.25 uur in een nabij het winkelcentrum - waarin zich de desbetreffende vestiging van de firma [A] bevindt - gelegen plantsoen, op het gras tussen de bosjes, verspreid hebben aangetroffen in totaal een dertigtal nieuwe onderbroeken, op enkele waarvan zich stickers en prijskaartjes van de firma [A] bevonden, alsmede een trainingsjack. Zij relateren dat zij werden aangesproken door een jongen, [getuige 2], die verklaarde te hebben gezien dat een man met een Marokkaans uiterlijk, ongeveer veertig jaar oud, lopend op slippers, die onderbroeken aldaar op de grond heeft gegooid, zijn trainingsjack daar heeft achtergelaten en is weggelopen. De verbalisanten hebben deze onderbroeken en de jas meegenomen naar het politiebureau. (Zie: proces-verbaal nr. 2002032356-5).
(v) De aanvrager heeft tegenover de politie verklaard dat hij op 5 juni 2002 in de namiddag in de desbetreffende winkel van [A] is geweest, dat hij op slippers loopt en dat hij toen in die winkel was om een horloge te stelen. (Zie: proces-verbaal nr. 2002032356-4). Bij zijn verhoor door de Rechter-Commissaris in het kader van de inbewaringstelling heeft de aanvrager verklaard dat hij toen in de winkel van [A] is geweest, dat hij daar zag dat een meisje van de winkel, dat hem kent vanaf dat hij klein was, de politie belde en dat zijn jas in de bosjes lag.
(vi) Uit door speurhondengeleider [verbalisant 4], werkzaam bij de technische recherche van de regiopolitie Twente, op 7 juni 2002 verrichte geuridentificatieproeven bleek dat speurhond [...] een geurovereenkomst waarnam tussen het geurmonster van de jas die werd aangetroffen op een grasveld in het hierboven onder (iv) bedoelde plantsoen en de geurdragers die waren vastgehouden door de aanvrager.
(vii) Uit door speurhondengeleider [verbalisant 5], werkzaam bij de technische recherche van de regiopolitie IJsselland, op 7 juni 2002 verrichte geuridentificatieproeven bleek dat speurhond [...] geen geurovereenkomst waarnam tussen het geurmonster van aangetroffen onderbroeken en de geurdragers die waren vastgehouden door de aanvrager.