ECLI:NL:HR:2008:BD2995

Hoge Raad

Datum uitspraak
3 juni 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
00705/07 H
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Herziening
Rechters
  • F.H. Koster
  • A.J.A. van Dorst
  • W.M.E. Thomassen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van veroordelingen in verkeers- en strafzaken met betrekking tot verzekeringsplicht en diefstal

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 3 juni 2008 uitspraak gedaan over een aanvrage tot herziening van verschillende arresten van het Gerechtshof te Leeuwarden en het Gerechtshof te Amsterdam. De aanvrager had verzocht om herziening van zijn veroordelingen, onder andere met betrekking tot de verzekeringsplicht voor motorrijtuigen en diefstal. De Hoge Raad oordeelde dat de aanvrage niet-ontvankelijk was voor de arresten van het Hof te Leeuwarden, omdat deze geen einduitspraak in de zin van artikel 457, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) betroffen. Tevens werd vastgesteld dat de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV) geen mogelijkheid tot herziening biedt. De enkele omstandigheid dat de aanvrager twee auto's ter sloop had aangeboden, was niet voldoende om de verzekeringsplicht voor de kentekenhouder te doen vervallen. De aanvrage werd in zoverre ongegrond verklaard. Voor de arresten van het Hof te Amsterdam werd de aanvrage afgewezen, omdat de veroordelingen niet betrekking hadden op de in de aanvrage genoemde voertuigen. De Hoge Raad benadrukte dat de kentekenhouder verzekeringsplichtig blijft zolang het kenteken niet is geschorst. De uitspraak van de Hoge Raad bevestigt de noodzaak van een duidelijke juridische basis voor herziening en de voorwaarden waaronder dit kan plaatsvinden.

Uitspraak

3 juni 2008
Strafkamer
nr. 00705/07 H
SM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op een aanvrage tot herziening van
A) een arrest van het Gerechtshof te Leeuwarden, van 13 maart 2007, nummer 06/01465,
B) een arrest van het Gerechtshof te Leeuwarden van 13 maart 2007, nummer 06/01466,
C) een arrest van het Gerechtshof te Leeuwarden van 26 februari 2007, nummer 06/01410,
D) een in kracht van gewijsde gegaan arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 1 februari 2005, nummer 23/002513-04,
E) een in kracht van gewijsde gegaan arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 29 oktober 2004, nummer 23/000494-03,
F) een in kracht van gewijsde gegaan arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 1 februari 2005, nummer 23/002519-04 en
G) een vonnis van de Rechtbank te Arnhem, nummer 05/400580-99 ingediend door:
[aanvrager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1959, wonende te [woonplaats].
1. De uitspraken waarvan herziening is gevraagd
Het Hof te Leeuwarden heeft bij het hierboven onder A vermelde arrest - gegeven op het hoger beroep als bedoeld in art. 14, tweede lid, Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV) - de beslissing van de Kantonrechter in de Rechtbank te Alkmaar van 28 november 2006 bevestigd.
Het Hof te Leeuwarden heeft bij het hierboven onder B vermelde arrest - gegeven op het hoger beroep als bedoeld in art. 14, tweede lid, WAHV - de beslissing van de Kantonrechter in de Rechtbank te Alkmaar van 28 november 2006 bevestigd.
Het Hof te Leeuwarden heeft bij het hierboven onder C vermelde arrest - gegeven op het hoger beroep als bedoeld in art. 14, tweede lid, WAHV - de beslissing van de Kantonrechter in de Rechtbank te Alkmaar van 25 september 2006 bevestigd.
Het Hof te Amsterdam heeft in hoger beroep bij het hierboven onder D vermelde arrest - met vernietiging van een vonnis van de Kantonrechter in de Rechtbank te Alkmaar van 18 december 2002 - de aanvrager ter zake van "als degene aan wie het kenteken is opgegeven voor een motorrijtuig waarvoor een kentekenbewijs is afgegeven niet een verzekering overeenkomstig de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen heeft gesloten en in stand gehouden" veroordeeld tot een geldboete van € 420,-, subsidiair 8 dagen hechtenis, en hem de bevoegdheid ontzegd motorrijtuigen te besturen voor de duur van 4 maanden.
Het Hof te Amsterdam heeft in hoger beroep bij het hierboven onder E vermelde arrest - met vernietiging van een vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te Haarlem van 26 maart 2002 - de aanvrager ter zake van "diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak" veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes weken, met verbeurdverklaring zoals in het arrest omschreven.
Het Hof te Amsterdam heeft in hoger beroep bij het hierboven onder F vermelde arrest - met vernietiging van een vonnis van de Kantonrechter in de Rechtbank te Alkmaar, sector Kanton Hoorn, van 17 september 2003 - de aanvrager ter zake van "als degene aan wie het kenteken is opgegeven voor een motorrijtuig waarvoor een kentekenbewijs is afgegeven niet een verzekering overeenkomstig de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen heeft gesloten en in stand gehouden" veroordeeld tot hechtenis voor de duur van twee weken en hem de bevoegdheid ontzegd motorrijtuigen te besturen voor de duur van zes maanden.
De Rechtbank te Arnhem heeft in hoger beroep bij het hierboven onder G vermelde vonnis de aanvrager veroordeeld.
2. De aanvrage tot herziening
De aanvrage tot herziening is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
3. Beoordeling van de aanvrage
3.1. Als grondslag voor een herziening kunnen, voor zover hier van belang, krachtens het eerste lid, aanhef en onder 2° van art. 457 Sv slechts dienen een of meer door een opgave van bewijsmiddelen gestaafde omstandigheden van feitelijke aard die bij het onderzoek op de terechtzitting niet zijn gebleken en die het ernstig vermoeden wekken dat, waren zij bekend geweest, het onderzoek der zaak zou hebben geleid hetzij tot vrijspraak van de veroordeelde, hetzij tot ontslag van rechtsvervolging, hetzij tot niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie, hetzij tot toepasselijkverklaring van een minder zware strafbepaling.
3.2. Art. 459 Sv schrijft voor dat de aanvrage tot herziening inhoudt de omstandigheid als hiervoor bedoeld, waarop zij steunt, en verder een opgave bevat van de bewijsmiddelen waaruit van die omstandigheid kan blijken.
3.3. In de aanvrage wordt aangevoerd dat de aanvrager boetes moet betalen voor twee auto's die al lang niet meer van hem zijn, nu hij in 1997 en in 1998 deze auto's ter sloop heeft aangeboden.
3.4. Voor zover de aanvrage is gericht tegen de onder A, B en C vermelde arresten van het Hof te Leeuwarden, geldt het volgende.
3.5. De aanvrage kan in zoverre niet tot herziening leiden, omdat de onderhavige arresten niet zijn een einduitspraak houdende veroordeling in de zin van art. 457, eerste lid, Sv, terwijl de WAHV de mogelijkheid van herziening niet kent (vgl. HR 17 februari 2004, LJN AO3806, NJ 2004, 297). De aanvrage kan derhalve in zoverre niet worden ontvangen.
3.6. Voor zover de aanvrage betrekking heeft op het onder E vermelde arrest van het Hof te Amsterdam, verdient het volgende opmerking.
3.7. Voornoemd arrest houdt in dat de aanvrager is veroordeeld ter zake van - kort gezegd - gekwalificeerde diefstal. Deze veroordeling heeft geen betrekking op de in de aanvrage bedoelde auto's. De aanvrage kan daarom ook in zoverre niet worden ontvangen.
3.8. Voor zover de aanvrage is gericht tegen het onder F vermelde arrest van het Hof te Amsterdam, geldt het volgende.
3.9. Bedoeld arrest heeft betrekking op een motorrijtuig met het kenteken [kenteken 6], terwijl in de aanvrage wordt aangevoerd dat de aanvrager twee auto's met de kentekens [kenteken 4] en [kenteken 5] ter sloop heeft aangeboden. De aanvrage kan derhalve in zoverre eveneens niet worden ontvangen.
3.10. Voor zover de aanvrage betrekking heeft op het onder D vermelde arrest van het Hof te Amsterdam en het onder G vermelde vonnis van de Rechtbank te Arnhem, verdient het volgende opmerking.
3.11. De kentekenhouder is ingevolge art. 2, eerste lid, Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen verzekeringsplichtig zolang aan hem een kenteken voor een motorrijtuig is opgegeven en de geldigheid van hetkentekenbewijs niet op aanvraag van hem door de Dienst Wegverkeer is geschorst ex art. 67 lid 1 WVW 1994 (vgl. HR 27 maart 2001, NJ 2001, 380).
3.12. De enkele omstandigheid dat de aanvrager twee auto's ter sloop heeft aangeboden, doet de verzekeringsplicht voor de kentekenhouder dus niet zonder meer vervallen en kan daarom niet het ernstig vermoeden wekken als hiervoor onder 3.1 is vermeld. De aanvrage is daarom in zoverre ongegrond.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verklaart de aanvrage niet-ontvankelijk, voor zover de aanvrage is gericht tegen de onder A, B en C vermelde arresten van het Hof te Leeuwarden en de onder E en F vermelde arresten van het Hof te Amsterdam;
wijst de aanvrage af voor zover de aanvrage is gericht tegen het onder D vermelde arrest van het Hof te Amsterdam en het onder G vermelde vonnis van de Rechtbank te Arnhem.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren A.J.A. van Dorst en W.M.E. Thomassen, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 3 juni 2008.