ECLI:NL:HR:2008:BD2741
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- A.J.A. van Dorst
- W.A.M. van Schendel
- J.W. Ilsink
- H.A.G. Splinter-van Kan
- Rechtspraak.nl
Cassatieberoep tegen arrest Gerechtshof Leeuwarden inzake ontvankelijkheid van de verdachte
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te Leeuwarden, dat op 4 september 2006 is gewezen. De verdachte, geboren in 1969, heeft beroep ingesteld tegen dit arrest. De advocaat van de verdachte, mr. L.H.W.M. Koenen, heeft een schriftuur ingediend, die aan het arrest is gehecht. De schriftuur is mondeling toegelicht, maar een aanvulling daarop is pas na de wettelijke termijn bij de griffie van de Hoge Raad ingekomen. De Hoge Raad kan op deze aanvulling geen acht slaan, wat betekent dat deze niet in de beoordeling wordt meegenomen.
De Advocaat-Generaal Schipper heeft primair geconcludeerd dat de Hoge Raad de verdachte niet-ontvankelijk zal verklaren in het beroep, en subsidiair dat het beroep zal worden verworpen. De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat voor onderzoek door de cassatierechter alleen middelen van cassatie in aanmerking komen die in de wet zijn bedoeld. Dit houdt in dat er een stellige en duidelijke klacht moet zijn over de schending van een rechtsregel of het verzuim van een vormvoorschrift door de rechter die de bestreden uitspraak heeft gedaan.
De Hoge Raad heeft geconcludeerd dat de schriftuur van de verdachte niet voldoet aan de vereisten, waardoor deze onbesproken moet blijven. Aangezien de verdachte niet binnen de wettelijke termijn een schriftuur heeft ingediend, is niet voldaan aan het voorschrift van artikel 437, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering. Hierdoor kan de verdachte niet in het beroep worden ontvangen. De Hoge Raad heeft uiteindelijk de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het beroep.