ECLI:NL:HR:2008:BD2739
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- A.J.A. van Dorst
- W.A.M. van Schendel
- J.W. Ilsink
- H.A.G. Splinter-van Kan
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen arrest Gerechtshof Leeuwarden inzake ontvankelijkheid van het beroep
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te Leeuwarden, dat op 4 september 2006 werd gewezen. De verdachte, geboren in 1969, had beroep ingesteld tegen dit arrest. De verdediging werd gevoerd door mr. L.H.W.M. Koenen, advocaat te Lisse, die een schriftuur indiende. Deze schriftuur werd mondeling toegelicht, maar een aanvulling daarop kwam pas na de wettelijke termijn bij de griffie van de Hoge Raad binnen. De Hoge Raad oordeelde dat deze aanvulling niet in behandeling kon worden genomen, omdat deze te laat was ingediend.
De Hoge Raad benadrukte dat voor onderzoek door de cassatierechter alleen middelen van cassatie in aanmerking komen die voldoen aan de wettelijke vereisten. Dit houdt in dat er een duidelijke en stellige klacht moet zijn over de schending van een rechtsregel of een verzuim van een vormvoorschrift door de rechter die de bestreden uitspraak heeft gedaan. De Hoge Raad concludeerde dat de schriftuur van de verdachte niet aan deze vereisten voldeed, waardoor deze onbesproken moest blijven.
Aangezien de verdachte niet binnen de wettelijke termijn een schriftuur had ingediend, werd vastgesteld dat het voorschrift van artikel 437, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering niet in acht was genomen. Dit leidde tot de conclusie dat de verdachte niet-ontvankelijk werd verklaard in het beroep. De uitspraak werd gedaan door de vice-president en vier raadsheren, en vond plaats op 24 juni 2008.