ECLI:NL:HR:2008:BD2739

Hoge Raad

Datum uitspraak
24 juni 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
00332/07
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen arrest Gerechtshof Leeuwarden inzake ontvankelijkheid van het beroep

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te Leeuwarden, dat op 4 september 2006 werd gewezen. De verdachte, geboren in 1969, had beroep ingesteld tegen dit arrest. De verdediging werd gevoerd door mr. L.H.W.M. Koenen, advocaat te Lisse, die een schriftuur indiende. Deze schriftuur werd mondeling toegelicht, maar een aanvulling daarop kwam pas na de wettelijke termijn bij de griffie van de Hoge Raad binnen. De Hoge Raad oordeelde dat deze aanvulling niet in behandeling kon worden genomen, omdat deze te laat was ingediend.

De Hoge Raad benadrukte dat voor onderzoek door de cassatierechter alleen middelen van cassatie in aanmerking komen die voldoen aan de wettelijke vereisten. Dit houdt in dat er een duidelijke en stellige klacht moet zijn over de schending van een rechtsregel of een verzuim van een vormvoorschrift door de rechter die de bestreden uitspraak heeft gedaan. De Hoge Raad concludeerde dat de schriftuur van de verdachte niet aan deze vereisten voldeed, waardoor deze onbesproken moest blijven.

Aangezien de verdachte niet binnen de wettelijke termijn een schriftuur had ingediend, werd vastgesteld dat het voorschrift van artikel 437, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering niet in acht was genomen. Dit leidde tot de conclusie dat de verdachte niet-ontvankelijk werd verklaard in het beroep. De uitspraak werd gedaan door de vice-president en vier raadsheren, en vond plaats op 24 juni 2008.

Uitspraak

24 juni 2008
Strafkamer
nr. 00332/07
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Leeuwarden, van 4 september 2006, nummer 24/000835-04, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1969, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. L.H.W.M. Koenen, advocaat te Lisse, een schriftuur ingediend. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. De schriftuur is mondeling toegelicht.
Een aanvulling op de schriftuur is eerst na afloop van de bij de wet gestelde termijn bij de griffie van de Hoge Raad ingekomen. De Hoge Raad kan op dit geschrift geen acht slaan.
De Advocaat-Generaal Schipper heeft primair geconcludeerd dat de Hoge Raad de verdachte niet-ontvankelijk zal verklaren in het beroep en subsidiair dat het beroep zal worden verworpen.
2. Beoordeling van de schriftuur en de ontvankelijkheid van het beroep
2.1. Voor onderzoek door de cassatierechter komen alleen in aanmerking middelen van cassatie als in de wet bedoeld. Als een zodanig middel kan slechts gelden een stellige en duidelijke klacht over de schending van een bepaalde rechtsregel en/of het verzuim van een toepasselijk vormvoorschrift door de rechter die de bestreden uitspraak heeft gewezen. De schriftuur voldoet niet aan dit vereiste, zodat zij onbesproken moet blijven.
2.2. Nu de verdachte niet binnen de bij de wet gestelde termijn bij de Hoge Raad door een raadsman een schriftuur houdende middelen van cassatie heeft doen indienen, is niet in acht genomen het voorschrift van art. 437, tweede lid, Sv, zodat de verdachte in het beroep niet kan worden ontvangen.
3. Beslissing
De Hoge Raad verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren A.J.A. van Dorst, W.A.M. van Schendel, J.W. Ilsink en H.A.G. Splinter-van Kan, in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, en uitgesproken op 24 juni 2008.