ECLI:NL:HR:2008:BD2563
Hoge Raad
- Cassatie
- G.J.M. Corstens
- B.C. de Savornin Lohman
- J. de Hullu
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de betrouwbaarheid van de methode van snelheidsberekening en verzoek om getuige-deskundige
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem, dat op 12 september 2006 werd gewezen in de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1967. De verdachte heeft beroep in cassatie ingesteld, waarbij mr. G.P. Hamer en mr. B.P. de Boer, beiden advocaat te Amsterdam, middelen van cassatie hebben voorgesteld. De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft op 8 juli 2008 uitspraak gedaan.
De Hoge Raad heeft de middelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. Dit is in overeenstemming met artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat bepaalt dat geen nadere motivering vereist is wanneer de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
De slotsom van de Hoge Raad is dat, aangezien geen van de middelen tot cassatie kan leiden en er ook geen grond aanwezig is voor ambtshalve vernietiging van de bestreden uitspraak, het beroep wordt verworpen. De uitspraak is gedaan door de vice-president G.J.M. Corstens als voorzitter, samen met de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en J. de Hullu, en is uitgesproken in aanwezigheid van de waarnemend griffier H.J.J. Verhoeven.