ECLI:NL:HR:2008:BD2547
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- J.P. Balkema
- J.W. Ilsink
- Rechtspraak.nl
Cassatie over rechtsgeldige betekening van dagvaarding in hoger beroep en ingezetenschap volgens de Wet GBA
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 juli 2008 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De verdachte, geboren in 1954 en zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland, had hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de Rechtbank. De zaak draait om de vraag of de dagvaarding in hoger beroep rechtsgeldig was betekend, gezien de omstandigheden van de verdachte die naar België was vertrokken. De Hoge Raad oordeelde dat de verdachte aan zijn verplichtingen onder de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (Wet GBA) had voldaan door zijn vertrek en adres in het buitenland op te geven. Hierdoor kon hij niet langer als ingezetene in de zin van de Wet GBA worden aangemerkt, wat gevolgen had voor de rechtsgeldigheid van de betekening van de dagvaarding. De Hoge Raad vernietigde het bestreden arrest van het Hof en verklaarde de dagvaarding in hoger beroep nietig, omdat het oordeel van het Hof over de rechtsgeldigheid van de betekening niet begrijpelijk was. De uitspraak benadrukt de noodzaak van zorgvuldige naleving van de regels omtrent de betekening van gerechtelijke stukken, vooral in situaties waarin de verdachte zich buiten Nederland bevindt.