ECLI:NL:HR:2008:BD2547

Hoge Raad

Datum uitspraak
8 juli 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
00099/07
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • F.H. Koster
  • J.P. Balkema
  • J.W. Ilsink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over rechtsgeldige betekening van dagvaarding in hoger beroep en ingezetenschap volgens de Wet GBA

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 juli 2008 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De verdachte, geboren in 1954 en zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland, had hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de Rechtbank. De zaak draait om de vraag of de dagvaarding in hoger beroep rechtsgeldig was betekend, gezien de omstandigheden van de verdachte die naar België was vertrokken. De Hoge Raad oordeelde dat de verdachte aan zijn verplichtingen onder de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (Wet GBA) had voldaan door zijn vertrek en adres in het buitenland op te geven. Hierdoor kon hij niet langer als ingezetene in de zin van de Wet GBA worden aangemerkt, wat gevolgen had voor de rechtsgeldigheid van de betekening van de dagvaarding. De Hoge Raad vernietigde het bestreden arrest van het Hof en verklaarde de dagvaarding in hoger beroep nietig, omdat het oordeel van het Hof over de rechtsgeldigheid van de betekening niet begrijpelijk was. De uitspraak benadrukt de noodzaak van zorgvuldige naleving van de regels omtrent de betekening van gerechtelijke stukken, vooral in situaties waarin de verdachte zich buiten Nederland bevindt.

Uitspraak

8 juli 2008
Strafkamer
nr. S 00099/07
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een bij verstek gewezen arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 3 april 2006, nummer 22/002937-05, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1954, zonder bekende woon of verblijfplaats hier te lande.
1. De bestreden uitspraak
Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Rechtbank te 's-Gravenhage, van 21 april 2005 - de verdachte ter zake van "medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd" veroordeeld tot een geldboete van € 30.000,-, subsidiair één jaar hechtenis alsmede tot een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden, voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
2. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. H.H.M. van Dijk, advocaat te 's-Hertogenbosch, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad het bestreden arrest zal vernietigen en de dagvaarding in hoger beroep nietig zal verklaren.
3. Beoordeling van het eerste middel
3.1. Het middel klaagt dat het oordeel van het Hof dat de dagvaarding in hoger beroep rechtsgeldig is betekend, onbegrijpelijk is.
3.2. De stukken van het geding houden, voor zover voor de beoordeling van het middel van belang, in:
- Op de terechtzitting in eerste aanleg van 7 april 2005 heeft de verdachte verklaard te wonen op het adres [a-straat 1] te [plaats A] (België).
- Op 4 mei 2005 heeft de verdachte hoger beroep doen instellen tegen het vonnis van de Rechtbank van 21 april 2005.
- In de akte rechtsmiddel is als adres van de verdachte opgenomen: [a-straat 1] te [plaats A].
- Een akte van uitreiking, gehecht aan het dubbel van de dagvaarding in hoger beroep van de verdachte om te verschijnen op de terechtzitting in hoger beroep van 20 maart 2006, houdt in dat die dagvaarding op 25 januari 2006 op de voet van art. 588, eerste lid aanhef en onder b sub 3°, Sv is uitgereikt aan de Griffier van de Rechtbank "omdat van de geadresseerde geen woon- of verblijfplaats in Nederland bekend is". Een eveneens aan het dubbel van die dagvaarding gehecht GBA-overzicht van 24 januari 2006 houdt in als adres van de verdachte vanaf 1 januari 1999: [b-straat 1] [postcode] te [plaats B] (België).
- Voormelde akte van uitreiking houdt voorts in dat de dagvaarding vervolgens op 14 februari 2006 als gewone brief is verzonden aan het op de akte vermelde adres:
[b-straat 1] [postcode] te [plaats B] (België).
- Ter terechtzitting in hoger beroep van 20 maart 2006 is de verdachte noch een raadsman verschenen en heeft het Hof verstek tegen de verdachte verleend; het proces-verbaal van de terechtzitting houdt daarover in:
"De voorzitter vermeldt dat van de verdachte geen woon- of verblijfplaats in Nederland bekend is en dat de dagvaarding voor de zitting van heden op 25 januari 2006 is betekend aan de griffier en op 14 februari 2006 naar het van de verdachte in België bekende adres is verzonden.
Het gerechtshof verleent verstek tegen de niet verschenen verdachte."
3.3. Blijkens art. 1 van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (hierna: Wet GBA) wordt onder ingezetene verstaan de ingeschrevene op wiens persoonslijst niet het gegeven van zijn overlijden of van zijn vertrek uit Nederland als actueel gegeven is opgenomen. Ingevolge art. 68, eerste lid, Wet GBA is de ingezetene die naar redelijke verwachting gedurende een jaar ten minste twee derden van de tijd buiten Nederland zal verblijven, verplicht bij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente van inschrijving binnen vijf dagen voor zijn vertrek uit Nederland schriftelijk aangifte van vertrek te doen. Ingevolge het tweede lid van dat artikel doet hij in die aangifte mededeling van dat vertrek, van het volgende land van verblijf en van het eerste adres van verblijf in dat land.
3.4. Gelet op het onder 3.2 vermelde GBA-overzicht moet worden aangenomen dat de verdachte aan laatstbedoelde verplichting heeft voldaan en dat hij als eerste adres van verblijf in het land waarnaar hij is vertrokken heeft opgegeven [b-straat 1] [postcode] [plaats B] (België). Dat brengt mee dat hij na zijn vertrek niet langer kan worden aangemerkt als ingezetene in de zin van de Wet GBA en dus ook niet als ingezetene in de zin van art. 588, eerste lid, aanhef en onder b, Sv, zulks ondanks de vermelding van zijn adres in de GBA. Wel kan een dergelijk, bij vertrek opgegeven adres worden aangemerkt als bekende woon- of verblijfplaats in het buitenland in de zin van art. 588, tweede lid, Sv. Dat lijdt evenwel uitzondering indien - zoals hier - de verdachte nadien in het kader van een tegen hem ingestelde strafvervolging een ander adres in het buitenland heeft opgegeven. In dat geval moet dat opgegeven adres als adres in het buitenland worden aangemerkt, waarop gerechtelijke stukken zoals de dagvaarding in hoger beroep moeten worden betekend.
3.5. In het licht van hetgeen hiervoor onder 3.4 is overwogen is het in de bestreden uitspraak besloten liggende oordeel van het Hof dat de dagvaarding in hoger beroep rechtsgeldig is betekend niet zonder meer begrijpelijk. Het middel is terecht voorgesteld. De Hoge Raad zal de appeldagvaarding om doelmatigheidsredenen nietig verklaren.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
verklaart de dagvaarding in hoger beroep nietig.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren J.P. Balkema en J.W. Ilsink, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 8 juli 2008.