ECLI:NL:HR:2008:BD2471

Hoge Raad

Datum uitspraak
27 mei 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
01169/07 H
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Herziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van een vonnis in verband met mogelijke persoonsverwisseling

In deze zaak gaat het om een aanvrage tot herziening van een eerder vonnis dat in kracht van gewijsde is gegaan. De aanvrager, geboren in 1967 en wonende te [woonplaats], stelt dat hij niet bekend is met de zaak en vreest dat zijn broer gebruik heeft gemaakt van zijn personalia. De aanvrage tot herziening is ingediend naar aanleiding van een vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te Zutphen, gedateerd 16 januari 2001, met nummer 06/060325-00.

De Hoge Raad behandelt de aanvrage op basis van de relevante artikelen uit het Wetboek van Strafvordering, met name art. 457 en 459 Sv. Volgens art. 457 Sv kan een herziening alleen worden aangevraagd op basis van nieuwe feiten of omstandigheden die niet eerder aan de orde zijn gekomen en die een ernstig vermoeden wekken dat, indien deze feiten bekend waren geweest, het onderzoek tot een andere uitkomst zou hebben geleid. De aanvrager heeft echter geen bewijsstukken overgelegd die de stelling van een persoonsverwisseling kunnen onderbouwen.

De Hoge Raad concludeert dat de aanvrage niet voldoet aan de vereisten zoals gesteld in de wet. De aanvrager heeft niet de noodzakelijke bewijsmiddelen aangedragen die de grondslag voor de herziening kunnen vormen. Daarom kan de aanvrage, gelet op de bepalingen in art. 459 en 460 Sv, niet worden ontvangen. De Hoge Raad verklaart de aanvrage tot herziening niet-ontvankelijk, wat betekent dat de eerdere uitspraak in stand blijft.

Uitspraak

27 mei 2008
Strafkamer
nr. 01169/07 H
SM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op een aanvrage tot herziening van een in kracht van gewijsde gegaan vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te Zutphen van 16 januari 2001, nummer 06/060325-00, ingediend door:
[Aanvrager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1967, wonende te [woonplaats].
1. De aanvrage tot herziening
De aanvrage tot herziening is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
2. Beoordeling van de aanvrage
2.1. Als grondslag voor een herziening kunnen, voor zover hier van belang, krachtens het eerste lid, aanhef en onder 2° van art. 457 Sv slechts dienen een of meer door een opgave van bewijsmiddelen gestaafde omstandigheden van feitelijke aard die bij het onderzoek op de terechtzitting niet zijn gebleken en die het ernstig vermoeden wekken dat, waren zij bekend geweest, het onderzoek der zaak zou hebben geleid hetzij tot vrijspraak van de veroordeelde, hetzij tot ontslag van rechtsvervolging, hetzij tot niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie, hetzij tot toepasselijkverklaring van een minder zware strafbepaling.
2.2. Art. 459 Sv schrijft voor dat de aanvrage tot herziening inhoudt de omstandigheid als hiervoor bedoeld, waarop zij steunt, en verder een opgave bevat van de bewijsmiddelen waaruit van die omstandigheid kan blijken.
2.3. De aanvrager stelt dat de zaak hem niet bekend is en dat hij bang is dat zijn broer gebruik heeft gemaakt van zijn personalia. De aanvrage bevat echter geen opgave van bewijsmiddelen waaruit van een persoonverwisseling kan blijken. De aanvrage kan daarom, gelet op het bepaalde in de art. 459 en 460 Sv, niet worden ontvangen.
3. Beslissing
De Hoge Raad verklaart de aanvrage niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president G.J.M. Corstens als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en J. de Hullu, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.J. Verhoeven, en uitgesproken op 27 mei 2008.