ECLI:NL:HR:2008:BD2468
Hoge Raad
- Cassatie
- G.J.M. Corstens
- J.P. Balkema
- A.J.A. van Dorst
- J. de Hullu
- H.A.G. Splinter-van Kan
- Rechtspraak.nl
Uitlevering en rechtsmiddelen in het kader van een verzoek tot uitlevering aan de Republiek Macedonië
In deze zaak gaat het om een verzoek tot uitlevering van een opgeëiste persoon aan de Republiek Macedonië. De Hoge Raad behandelt het beroep in cassatie tegen een uitspraak van de Rechtbank te Utrecht, die de uitlevering ontoelaatbaar had verklaard. De Rechtbank oordeelde dat niet duidelijk was of de opgeëiste persoon op de hoogte was gesteld van de vonnissen bij verstek, en of hij gebruik kon maken van het rechtsmiddel van verzet. De opgeëiste persoon, geboren in 1978, was ten tijde van de aanzegging gedetineerd in het Detentiecentrum Alphen aan de Rijn. De Officier van Justitie had cassatie ingesteld, en de Advocaat-Generaal concludeerde tot vernietiging van de bestreden uitspraak.
De Hoge Raad oordeelt dat de Rechtbank niet voldoende heeft vastgesteld of de opgeëiste persoon in staat was om zijn verdediging te voeren. De rechtbank had vragen gesteld aan de Macedonische autoriteiten over de kennisgeving van de vonnissen, maar ontving geen duidelijk antwoord. De opgeëiste persoon verklaarde dat hij nooit op de hoogte was gesteld van de veroordelingen en dat hij onterecht was veroordeeld. De Hoge Raad concludeert dat de bestreden uitspraak niet begrijpelijk is en vernietigt deze.
De Hoge Raad beveelt dat de opgeëiste persoon zal worden opgeroepen om te verschijnen ter zitting van de Hoge Raad op 10 juni 2008, om gehoord te worden over het verzoek tot uitlevering. Dit arrest is gewezen door de vice-president en vier raadsheren, en uitgesproken op 27 mei 2008.