ECLI:NL:HR:2008:BD2417
Hoge Raad
- Herziening
- G.J.M. Corstens
- B.C. de Savornin Lohman
- J. de Hullu
- Rechtspraak.nl
Herziening van een veroordeling wegens overtreding van de Wegenverkeerswet 1994 met betrekking tot persoonsverwisseling
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 27 mei 2008 uitspraak gedaan over een aanvraag tot herziening van een eerder vonnis van de Kantonrechter in 's-Gravenhage. De aanvrager, vertegenwoordigd door advocaat mr. A. Jhingoer, was eerder veroordeeld tot twee weken hechtenis wegens een overtreding van artikel 107, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994. De aanvrager stelde dat hij niet zelf de bestuurder was van de auto, maar dat zijn neef zonder rijbewijs had gereden. Deze stelling werd ondersteund door een verklaring van de neef, waarin werd gesteld dat de gegevens van de aanvrager onterecht waren gebruikt.
De Hoge Raad beoordeelde de aanvraag tot herziening aan de hand van artikel 457 van het Wetboek van Strafvordering, dat bepaalt dat herziening alleen mogelijk is op basis van nieuwe feiten die niet eerder bekend waren en die een ernstig vermoeden wekken dat de uitkomst van de zaak anders zou zijn geweest. De Hoge Raad concludeerde dat de aangevoerde omstandigheden niet voldoende waren om een ernstig vermoeden te wekken. Er was een proces-verbaal van de politie waarin de bestuurder zich had gelegitimeerd met een bromfietscertificaat, wat de stelling van de aanvrager ondermijnde.
Uiteindelijk oordeelde de Hoge Raad dat de aanvraag tot herziening kennelijk ongegrond was en wees deze af. Dit arrest bevestigde de eerdere veroordeling van de aanvrager en benadrukte het belang van bewijs in herzieningszaken.