ECLI:NL:HR:2008:BD2417

Hoge Raad

Datum uitspraak
27 mei 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/00761 H
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Herziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van een veroordeling wegens overtreding van de Wegenverkeerswet 1994 met betrekking tot persoonsverwisseling

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 27 mei 2008 uitspraak gedaan over een aanvraag tot herziening van een eerder vonnis van de Kantonrechter in 's-Gravenhage. De aanvrager, vertegenwoordigd door advocaat mr. A. Jhingoer, was eerder veroordeeld tot twee weken hechtenis wegens een overtreding van artikel 107, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994. De aanvrager stelde dat hij niet zelf de bestuurder was van de auto, maar dat zijn neef zonder rijbewijs had gereden. Deze stelling werd ondersteund door een verklaring van de neef, waarin werd gesteld dat de gegevens van de aanvrager onterecht waren gebruikt.

De Hoge Raad beoordeelde de aanvraag tot herziening aan de hand van artikel 457 van het Wetboek van Strafvordering, dat bepaalt dat herziening alleen mogelijk is op basis van nieuwe feiten die niet eerder bekend waren en die een ernstig vermoeden wekken dat de uitkomst van de zaak anders zou zijn geweest. De Hoge Raad concludeerde dat de aangevoerde omstandigheden niet voldoende waren om een ernstig vermoeden te wekken. Er was een proces-verbaal van de politie waarin de bestuurder zich had gelegitimeerd met een bromfietscertificaat, wat de stelling van de aanvrager ondermijnde.

Uiteindelijk oordeelde de Hoge Raad dat de aanvraag tot herziening kennelijk ongegrond was en wees deze af. Dit arrest bevestigde de eerdere veroordeling van de aanvrager en benadrukte het belang van bewijs in herzieningszaken.

Uitspraak

27 mei 2008
Strafkamer
nr. 08/00761 H
SM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op een aanvrage tot herziening van een in kracht van gewijsde gegaan vonnis van de Kantonrechter in de Rechtbank te 's-Gravenhage van 28 september 2006, nummer 09/630258-06, ingediend door mr. A. Jhingoer, advocaat te Rotterdam, namens:
[aanvrager], geboren op [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1975, te dezen domicilie kiezende te Rotterdam ten kantore van zijn raadsman.
1. De uitspraak waarvan herziening is gevraagd
De Kantonrechter heeft de aanvrager ter zake van "overtreding van artikel 107, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994" veroordeeld tot twee weken hechtenis.
2. De aanvrage tot herziening
2.1. De aanvrage tot herziening is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
2.2. De aanvrage berust op de stelling dat sprake is van een omstandigheid als bedoeld in art. 457, eerste lid aanhef en onder 2°, Sv. De aanvrager voert daartoe aan dat sprake is van een persoonsverwisseling.
3. Beoordeling van de aanvrage
3.1. Als grondslag voor een herziening kunnen, voor zover hier van belang, krachtens het eerste lid, aanhef en onder 2° van art. 457 Sv slechts dienen een of meer door een opgave van bewijsmiddelen gestaafde omstandigheden van feitelijke aard die bij het onderzoek op de terechtzitting niet zijn gebleken en die het ernstig vermoeden wekken dat, waren zij bekend geweest, het onderzoek der zaak zou hebben geleid hetzij tot vrijspraak van de veroordeelde, hetzij tot ontslag van rechtsvervolging, hetzij tot niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie, hetzij tot toepasselijkverklaring van een minder zware strafbepaling.
3.2. In de aanvrage wordt aangevoerd dat niet de aanvrager maar een neef zonder rijbewijs heeft gereden. Dit wordt ondersteund door een kopie van een verklaring op naam van [betrokkene]. Deze verklaring houdt, overigens zonder dat de hiervoor onder 1 genoemde veroordeling wordt genoemd, in dat alles wat bij de politie (over rijden in een auto zonder rijbewijs) op naam van de aanvrager staat alsnog op de naam van deze [betrokkene] moet worden gezet omdat hij de gegevens van de aanvrager heeft gebruikt.
3.3. Die omstandigheid kan echter niet een ernstig vermoeden wekken als hiervoor onder 3.1 vermeld. Immers, tot de stukken van het geding behoort een proces-verbaal van politie, opgemaakt door de opsporingsambtenaar [verbalisant], voor zover inhoudende als relaas van de verbalisant dat de bestuurder van de personenauto zich tegenover hem heeft gelegitimeerd met een bromfietscertificaat en een dergelijk certificaat - naar volgt uit de Regeling vaststelling model bromfietscertificaat (Stcrt. 1996, 101) - ook een pasfoto bevat.
3.4. Gelet op het standpunt van de aanvrager dat niet hij maar zijn neef de auto bestuurde, kan zijn stelling dat aan hem wel een rijbewijs was afgegeven buiten beschouwing blijven.
3.5. Uit het vorenoverwogene vloeit voort dat de aanvrage kennelijk ongegrond is, zodat als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad wijst de aanvrage tot herziening af.
Dit arrest is gewezen door de vice-president G.J.M. Corstens als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en J. de Hullu, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.J. Verhoeven, en uitgesproken op 27 mei 2008.