ECLI:NL:HR:2008:BD2402

Hoge Raad

Datum uitspraak
20 juni 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
C07/079HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over overeenkomst van opdracht tussen eigenares van recreatiegebied en makelaar

In deze zaak gaat het om een geschil tussen de eigenares van een recreatiegebied en een makelaar over diens dienstverlening bij de verkoop van een recreatiewoning. De eigenares, aangeduid als [eiseres], werd op 15 februari 2001 gedagvaard door [betrokkene 1] voor de rechtbank te Zutphen, die vorderde dat [eiseres] een bedrag van ƒ 20.522,24 zou betalen, vermeerderd met rente en kosten. [Eiseres] bestreed deze vordering en vroeg de rechtbank om [verweerster] in vrijwaring op te roepen. De rechtbank stond dit toe bij tussenvonnis van 17 mei 2001. In de vrijwaring vorderde [eiseres] dat [verweerster] gelijktijdig zou worden veroordeeld tot betaling van hetgeen [eiseres] in de hoofdzaak zou moeten betalen.

De rechtbank oordeelde in het eindvonnis van 11 april 2002 dat [eiseres] in de hoofdzaak moest betalen aan [betrokkene 1], maar wees de vordering in de vrijwaring af. [Eiseres] ging in hoger beroep tegen de beslissing in de vrijwaring en het gerechtshof te Arnhem bekrachtigde op 10 oktober 2006 het eindvonnis van de rechtbank. Hierna stelde [eiseres] cassatie in bij de Hoge Raad. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten in de cassatie niet tot cassatie konden leiden, omdat deze geen rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of rechtsontwikkeling aan de orde stelden. De Hoge Raad verwierp het beroep en veroordeelde [eiseres] in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van [verweerster] werden begroot op € 447,38 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.

Uitspraak

20 juni 2008
Eerste Kamer
Nr. C07/079HR
EV/EE
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiseres],
wonende te [woonplaats],
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. P. Garretsen,
t e g e n
[Verweerster],
gevestigd te [vestigingsplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. E.M. Tjon-En-Fa.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiseres] en [verweerster].
1. Het geding in feitelijke instanties
[Betrokkene 1] (hierna: [betrokkene 1]) heeft bij exploot van 15 februari 2001 [eiseres] gedagvaard voor de rechtbank te Zutphen en gevorderd, kort gezegd, [eiseres] te veroordelen om aan [betrokkene 1] te betalen een bedrag van
ƒ 20.522,24, met rente en kosten.
[Eiseres] heeft de vordering bestreden en bij incidentele conclusie gevorderd [verweerster] in vrijwaring te mogen oproepen.
Bij tussenvonnis van 17 mei 2001 heeft de rechtbank [eiseres] toegestaan [verweerster] in vrijwaring te dagvaarden.
Bij exploot van 5 juni 2001 heeft [eiseres] in vrijwaring gevorderd dat [verweerster] gelijktijdig zal worden veroordeeld aan hem te betalen al datgene waartoe [eiseres] als gedaagde in de hoofdzaak mocht worden veroordeeld.
De rechtbank heeft bij eindvonnis van 11 april 2002 in de hoofdzaak [eiseres] veroordeeld tot betaling van € 8.054,60 (ƒ 17.750,--) aan [betrokkene 1]. In de vrijwaring heeft de rechtbank de vordering van [eiseres] afgewezen.
[Eiseres] heeft [verweerster] aangezegd van het eindvonnis in de vrijwaringszaak in hoger beroep te komen en [verweerster] gedagvaard voor het gerechtshof te Arnhem.
Bij arrest van 10 oktober 2006 heeft het hof in de vrijwaringszaak het eindvonnis van de rechtbank bekrachtigd.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [eiseres] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[Verweerster] heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor [eiseres] toegelicht door haar advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Spier strekt tot verwerping met toepassing van art. 81 RO, zulks met veroordeling van [eiseres] in de door de Hoge Raad in de gegeven omstandigheden redelijke kosten op de voet van art. 419 lid 4 Rv.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerster] begroot op € 447,38 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren P.C. Kop, als voorzitter, F.B. Bakels en W.D.H. Asser, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 20 juni 2008.