ECLI:NL:HR:2008:BD1944
Hoge Raad
- Herziening
- F.H. Koster
- J.P. Balkema
- A.J.A. van Dorst
- Rechtspraak.nl
Herziening van een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage inzake opzettelijk nalaten van gegevens
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 20 mei 2008 uitspraak gedaan over een aanvrage tot herziening van een eerder arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De aanvrager was eerder veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden wegens het opzettelijk nalaten om tijdig de benodigde gegevens te verstrekken, wat van belang was voor de vaststelling van zijn recht op een verstrekking. De aanvrage tot herziening werd ingediend op basis van artikel 457 van het Wetboek van Strafvordering, dat stelt dat herziening alleen mogelijk is op basis van nieuwe feitelijke omstandigheden die niet eerder aan de orde zijn gekomen en die het ernstig vermoeden wekken dat, indien deze omstandigheden bekend waren geweest, de uitkomst van de zaak anders zou zijn geweest.
De Hoge Raad heeft de aanvrage beoordeeld en vastgesteld dat de aanvrager niet voldeed aan de vereisten van artikel 459 Sv, dat voorschrijft dat de aanvrage moet steunen op een feitelijke omstandigheid en een opgave van bewijsmiddelen moet bevatten. De Hoge Raad concludeerde dat de aanvrage niet-ontvankelijk was, omdat deze niet voldeed aan de gestelde eisen. De uitspraak van de Hoge Raad bevestigde daarmee de eerdere veroordeling van de aanvrager door het Gerechtshof.
De beslissing van de Hoge Raad is van belang voor de rechtspraktijk, omdat het de strikte eisen benadrukt die aan een herzieningsaanvraag worden gesteld. Het toont aan dat zonder voldoende bewijs en feitelijke grondslagen, een herziening niet kan worden toegewezen, ongeacht de omstandigheden van de zaak. Dit arrest onderstreept de noodzaak voor aanvragers om goed onderbouwde en gedocumenteerde aanvragen in te dienen, om in aanmerking te komen voor herziening van een eerdere veroordeling.