ECLI:NL:HR:2008:BD1944

Hoge Raad

Datum uitspraak
20 mei 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/01379 H
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Herziening
Rechters
  • F.H. Koster
  • J.P. Balkema
  • A.J.A. van Dorst
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage inzake opzettelijk nalaten van gegevens

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 20 mei 2008 uitspraak gedaan over een aanvrage tot herziening van een eerder arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De aanvrager was eerder veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden wegens het opzettelijk nalaten om tijdig de benodigde gegevens te verstrekken, wat van belang was voor de vaststelling van zijn recht op een verstrekking. De aanvrage tot herziening werd ingediend op basis van artikel 457 van het Wetboek van Strafvordering, dat stelt dat herziening alleen mogelijk is op basis van nieuwe feitelijke omstandigheden die niet eerder aan de orde zijn gekomen en die het ernstig vermoeden wekken dat, indien deze omstandigheden bekend waren geweest, de uitkomst van de zaak anders zou zijn geweest.

De Hoge Raad heeft de aanvrage beoordeeld en vastgesteld dat de aanvrager niet voldeed aan de vereisten van artikel 459 Sv, dat voorschrijft dat de aanvrage moet steunen op een feitelijke omstandigheid en een opgave van bewijsmiddelen moet bevatten. De Hoge Raad concludeerde dat de aanvrage niet-ontvankelijk was, omdat deze niet voldeed aan de gestelde eisen. De uitspraak van de Hoge Raad bevestigde daarmee de eerdere veroordeling van de aanvrager door het Gerechtshof.

De beslissing van de Hoge Raad is van belang voor de rechtspraktijk, omdat het de strikte eisen benadrukt die aan een herzieningsaanvraag worden gesteld. Het toont aan dat zonder voldoende bewijs en feitelijke grondslagen, een herziening niet kan worden toegewezen, ongeacht de omstandigheden van de zaak. Dit arrest onderstreept de noodzaak voor aanvragers om goed onderbouwde en gedocumenteerde aanvragen in te dienen, om in aanmerking te komen voor herziening van een eerdere veroordeling.

Uitspraak

20 mei 2008
Strafkamer
nr. 08/01379 H
SM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op een aanvrage tot herziening van een in kracht van gewijsde gegaan arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 17 maart 2005, nummer 22/005478-04, ingediend door:
[Aanvrager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1948, wonende te [woonplaats].
1. De uitspraak waarvan herziening is gevraagd
Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Rechtbank te Rotterdam van 6 september 2004 - de aanvrager ter zake van "in strijd met een hem bij wettelijk voorschrift opgelegde verplichting opzettelijk nalaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken, terwijl dat kan strekken tot bevoordeling van zichzelf, en terwijl hij redelijkerwijs moest vermoeden dat de gegevens van belang zijn voor de vaststelling van zijn recht op een verstrekking" veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden, voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
2. De aanvrage tot herziening
De aanvrage tot herziening is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
3. Beoordeling van de aanvrage
3.1. Als grondslag voor een herziening kunnen, voor zover hier van belang, krachtens het eerste lid, aanhef en onder 2° van art. 457 Sv slechts dienen een of meer door een opgave van bewijsmiddelen gestaafde omstandigheden van feitelijke aard die bij het onderzoek op de terechtzitting niet zijn gebleken en die het ernstig vermoeden wekken dat, waren zij bekend geweest, het onderzoek der zaak zou hebben geleid hetzij tot vrijspraak van de veroordeelde, hetzij tot ontslag van rechtsvervolging, hetzij tot niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie, hetzij tot toepasselijk-verklaring van een minder zware strafbepaling.
3.2. Art. 459 Sv schrijft voor dat de aanvrage tot herziening inhoudt de omstandigheid als hiervoor bedoeld, waarop zij steunt, en verder een opgave bevat van de bewijsmiddelen waaruit van die omstandigheid kan blijken.
3.3. Het in de aanvrage gestelde behelst niet een beroep op een feitelijke omstandigheid als hiervoor bedoeld, terwijl de aanvrage evenmin een opgave van bewijsmiddelen bevat waaruit van zodanige omstandigheid kan blijken. De aanvrage kan daarom, gelet op het bepaalde in de art. 459 en 460 Sv, niet worden ontvangen.
4. Beslissing
De Hoge Raad verklaart de aanvrage niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren J.P. Balkema en A.J.A. van Dorst, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 20 mei 2008.