ECLI:NL:HR:2008:BD1942
Hoge Raad
- Herziening
- F.H. Koster
- A.J.A. van Dorst
- W.M.E. Thomassen
- Rechtspraak.nl
Herziening van een vonnis wegens gestelde persoonsverwisseling
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 20 mei 2008 uitspraak gedaan over een aanvraag tot herziening van twee vonnissen van de Politierechter in de Rechtbank te 's-Gravenhage. De aanvraagster, geboren in 1961, had eerder veroordelingen gekregen voor diefstal, gepleegd op 9 november 1994 en op 9 en 28 april 1993. De aanvraagster stelde dat er sprake was van een persoonsverwisseling, omdat een ander vanaf 3 september 1998 gebruik zou hebben gemaakt van haar legitimatiebewijs. Dit zou volgens haar het ernstig vermoeden wekken dat zij ten onrechte als verdachte was aangemerkt voor de bewezenverklaarde feiten.
De Hoge Raad oordeelde dat de enkele omstandigheid dat een ander gebruik maakte van het legitimatiebewijs van de aanvraagster, niet voldoende was om te concluderen dat er ook ten tijde van de bewezenverklaarde feiten sprake was van een persoonsverwisseling. De Hoge Raad benadrukte dat voor een herziening op grond van artikel 457 Sv, er sprake moet zijn van nieuwe feiten of omstandigheden die het ernstig vermoeden wekken dat, indien deze bekend waren geweest, het onderzoek tot een andere uitkomst zou hebben geleid.
Aangezien de Hoge Raad geen grond zag voor de herziening, werd de aanvraag afgewezen. Dit arrest is gewezen door vice-president F.H. Koster en de raadsheren A.J.A. van Dorst en W.M.E. Thomassen, in aanwezigheid van waarnemend griffier J.D.M. Hart.