ECLI:NL:HR:2008:BD1839
Hoge Raad
- Cassatie
- P.C. Kop
- O. de Savornin Lohman
- W.D.H. Asser
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
Verdeling van de nalatenschap en legitimaris in erfrechtelijke geschillen
In deze zaak gaat het om de verdeling van de nalatenschap van de erflaatster, [betrokkene 1]. [Eiser] heeft op 22 oktober 2002 [verweerster 1], [verweerster 2] en [verweerster 3] gedagvaard voor de rechtbank te Amsterdam. De partijen hebben over en weer vorderingen ingesteld met betrekking tot de verdeling van de boedel. De rechtbank heeft op 5 januari 2005 in conventie en reconventie de legitimaire massa van de nalatenschap vastgesteld op ƒ 1.523.862,-- en heeft de activa en passiva aan [verweerster 2] en [verweerster 3] toegewezen, met verplichtingen tot uitkeringen aan [eiser] en [verweerster 1].
Tegen dit vonnis heeft [eiser] hoger beroep ingesteld, waarop [verweerster 2] en [verweerster 3] incidenteel hoger beroep hebben ingesteld. Het gerechtshof te Amsterdam heeft op 27 juli 2006 het vonnis van de rechtbank vernietigd en de legitimaire massa vastgesteld op ƒ 1.735.021,59. Ook hier zijn de activa en passiva aan [verweerster 2] en [verweerster 3] toegewezen, met gewijzigde uitkeringsverplichtingen.
[Verweerster 1] is niet verschenen in de procedure, en tegen haar is verstek verleend. [Eiser] heeft cassatie ingesteld tegen het arrest van het hof. De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten in de cassatie niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en [eiser] in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld. Dit arrest is gewezen door de raadsheren P.C. Kop, O. de Savornin Lohman, W.D.H. Asser en openbaar uitgesproken door E.J. Numann op 27 juni 2008.