ECLI:NL:HR:2008:BD1618

Hoge Raad

Datum uitspraak
16 mei 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
43179
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • D.G. van Vliet
  • P. Lourens
  • J.A.C.A. Overgaauw
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over naheffingsaanslagen omzetbelasting en boetebeschikking

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van X B.V. tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam betreffende naheffingsaanslagen in de omzetbelasting en een boetebeschikking. De naheffingsaanslagen zijn opgelegd voor tijdvakken tussen 1 september 1993 en 31 december 1997, met een verhoging van de nageheven belasting van honderd procent. De Inspecteur verleende kwijtschelding tot vijftig procent. Na bezwaar zijn de naheffingsaanslagen gehandhaafd, maar de verhogingen werden verder kwijtgescholden tot tien procent. Voor het tijdvak van 1 januari 1998 tot en met september 1998 werd een nieuwe naheffingsaanslag en boete opgelegd, die na bezwaar werden verminderd tot tien procent van de nageheven belasting.

X B.V. ging in beroep bij het Gerechtshof te 's-Gravenhage, dat de uitspraak van de Inspecteur vernietigde en de verhogingen en boete verminderde tot 1,35 procent van de nageheven belasting. Tegen deze uitspraak heeft X B.V. cassatie ingesteld. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen van X B.V. falen, omdat het Hof terecht heeft geoordeeld dat de naheffingsaanslagen ten name van X B.V. zijn gesteld en niet ten name van de vennootschap onder firma waarin zij samenwerkte. De Hoge Raad bevestigt dat de Polen die als vennoten waren ingeschreven, in feite een dienstbetrekking hadden met X B.V. en dat de diensten door X B.V. zijn verricht.

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond en ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. Dit arrest is gewezen door de vice-president D.G. van Vliet als voorzitter, en de raadsheren P. Lourens en J.A.C.A. Overgaauw, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 16 mei 2008.

Uitspraak

Nr. 43.179
16 mei 2008
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van X B.V. te Z (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 20 maart 2006, nr. 04/03707, betreffende naheffingsaanslagen in de omzetbelasting en een boetebeschikking.
1. Het geding in feitelijke instantie
Aan belanghebbende zijn over tijdvakken gelegen tussen 1 september 1993 en 31 december 1997 naheffingsaanslagen in de omzetbelasting opgelegd, met een verhoging van de nageheven belasting van honderd percent, van welke verhoging de Inspecteur bij het vaststellen van de aanslag kwijtschelding heeft verleend tot op vijftig percent. Na daartegen gemaakt bezwaar zijn bij gezamenlijke uitspraken van de Inspecteur de naheffingsaanslagen gehandhaafd wat betreft de daarin begrepen enkelvoudige belasting, en de verhogingen verder kwijtgescholden tot op tien percent.
Voorts is aan belanghebbende over het tijdvak 1 januari 1998 tot en met september 1998 een naheffingsaanslag in de omzetbelasting opgelegd, alsmede een boete. De naheffingsaanslag en de boete zijn, na daartegen gemaakt bezwaar, bij in één geschrift vervatte uitspraken van de Inspecteur gehandhaafd respectievelijk verminderd tot op tien percent van de nageheven belasting.
2. Loop van het geding tot dusverre
Belanghebbende is tegen de uitspraken van de Inspecteur in beroep gekomen bij het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De uitspraak van dit hof van 28 februari 2002 is op het beroep van de Staatssecretaris van Financiën bij arrest van de Hoge Raad van 24 september 2004, nr. 38172, BNB 2004/429, vernietigd, met verwijzing van het geding naar het Gerechtshof te Amsterdam (hierna: het Hof) ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van dat arrest.
Het Hof heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraken van de Inspecteur vernietigd voor zover deze de verhoging van de nageheven belasting en de boetebeschikking betreffen en de verhogingen en de boete verminderd tot op 1,35 percent van de nageheven belasting. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
3. Het tweede geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Minister van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
De Minister van Financiën heeft een conclusie van dupliek ingediend.
4. Beoordeling van de middelen
4.1. In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
4.1.1. Belanghebbende is opgericht door A (hierna: A), die haar enig aandeelhouder is. Belanghebbende heeft onder meer tot doel het verrichten van werkzaamheden en diensten ten behoeve van derden in de agrarische sector.
4.1.2. Bij onderhandse akte van 6 september 1993 zijn belanghebbende, vertegenwoordigd door A, C, afkomstig uit Polen en zwager van A, en D een vennootschap onder firma aangegaan onder de naam E v.o.f. (hierna: de v.o.f.), met een gelijke doelomschrijving als die van belanghebbende. Vanaf de oprichting tot aan november 1999 hebben naast belanghebbende in totaal 591 personen, nagenoeg allen van Poolse nationaliteit (hierna: de Polen), als vennoot van de v.o.f. in het handelsregister ingeschreven gestaan.
4.2.1. Belanghebbende heeft zich voor het Hof onder meer op het standpunt gesteld dat de litigieuze naheffingsaanslagen ten onrechte ten name van haar zijn gesteld, omdat niet zij, maar de v.o.f. de ondernemer is die de diensten ter zake waarvan de naheffingsaanslagen zijn opgelegd, heeft verricht.
4.2.2. Het Hof heeft geoordeeld dat de Polen niet zijn opgetreden als vennoten van de v.o.f., maar een dienstbetrekking hadden met belanghebbende, dat de diensten in het kader waarvan de Polen hun werkzaamheden verrichtten, zijn verricht door belanghebbende en niet door de v.o.f., dat A bij zijn werkzaamheden in het kader van die diensten is opgetreden als directeur van belanghebbende, en dat de diensten het karakter droegen van het beschikbaar stellen van personeel. Deze oordelen geven geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting en kunnen, als verweven met waarderingen van feitelijke aard, voor het overige in cassatie niet op juistheid worden getoetst. Zij zijn ook niet onvoldoende gemotiveerd. Voor zover de middelen, ten betoge dat de naheffingsaanslagen ten onrechte zijn gericht aan belanghebbende en dat op de diensten het verlaagde tarief van toepassing was, voormelde oordelen van het Hof bestrijden, falen zij derhalve.
4.2.3. De middelen kunnen voor het overige evenmin tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de middelen in zoverre niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
5. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
6. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president D.G. van Vliet als voorzitter, en de raadsheren P. Lourens en J.A.C.A. Overgaauw, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 16 mei 2008.