ECLI:NL:HR:2008:BD1499

Hoge Raad

Datum uitspraak
13 juni 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
C07/060HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil tussen broer en zus over vernietiging overeenkomst tot overdracht van economische eigendom van onverdeeld aandeel in voormalige ouderlijke woning

In deze zaak gaat het om een geschil tussen een broer en een zus over de vernietiging van een overeenkomst tot overdracht van de economische eigendom van het onverdeeld aandeel van de zus in de voormalige ouderlijke woning. De eiseres, wonende te [woonplaats], heeft op 3 december 2003 de verweerder gedagvaard voor de rechtbank Utrecht. Zij vorderde, na wijziging van eis, de vernietiging van de op 27 maart 1995 gesloten koopovereenkomst en verzocht de rechtbank om de verdeling van de tussen hen bestaande gemeenschap. De verweerder, wonende te [woonplaats], heeft de vorderingen bestreden en een voorwaardelijke vordering in reconventie ingesteld, die in cassatie geen rol meer speelt.

De rechtbank heeft op 19 mei 2004 een comparitie van partijen gelast en op 8 december 2004 de verweerder in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten. Bij eindvonnis van 10 augustus 2005 heeft de rechtbank de koopovereenkomst vernietigd, de wijze van verdeling vastgesteld en de eiseres gemachtigd om de eigendom over te dragen. De vorderingen in reconventie zijn afgewezen. De verweerder heeft hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam, dat op 14 september 2006 de vorderingen van de eiseres heeft afgewezen en de vorderingen van de verweerder gedeeltelijk heeft toegewezen.

Tegen dit arrest heeft de eiseres cassatie ingesteld. De Hoge Raad heeft op 13 juni 2008 het beroep verworpen en de kosten van het geding in cassatie gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. De in de middelen aangevoerde klachten konden niet tot cassatie leiden, en de Hoge Raad oordeelde dat nadere motivering niet nodig was, gezien artikel 81 RO.

Uitspraak

13 juni 2008
Eerste Kamer
Nr. C07/060HR
IV/EE
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiseres],
wonende te [woonplaats],
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. P. Garretsen,
t e g e n
[Verweerder],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. H.J.W. Alt.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiseres] en [verweerder].
1. Het geding in feitelijke instanties
[Eiseres] heeft bij exploot van 3 december 2003 [verweerder] gedagvaard voor de rechtbank Utrecht en gevorderd (na wijziging van eis), kort gezegd, de op 27 maart 1995 door haar met [verweerder] gesloten koopovereenkomst te vernietigen en vervolgens:
(primair) [verweerder] te gelasten over te gaan tot verdeling van de tussen hen bestaande gemeenschap op de wijze als in de dagvaarding onder 13 aangegeven;(subsidiair) de verdeling van de gemeenschap vast te stellen zoals de rechtbank vermeent te behoren, met veroordeling van [verweerder] om aan die verdeling medewerking te verlenen;
(meer subsidiair) voor recht te verklaren dat aan [eiseres] in eigendom toebehoort 1/3 onverdeeld aandeel in de in de dagvaarding bedoelde woning en voorts: haar te machtigen om de woning te verkopen en [verweerder] te gelasten deze te ontruimen, een en ander met nevenvorderingen.
[Verweerder] heeft in conventie de vorderingen bestreden en daarbij voorwaardelijk een vordering in reconventie ingesteld. Deze vordering speelt in cassatie geen rol meer.
De rechtbank heeft bij tussenvonnis van 19 mei 2004 een comparitie van partijen gelast.
Bij tussenvonnis van 8 december 2004 heeft de rechtbank [verweerder] in de gelegenheid gesteld zich bij akte uit te laten als bedoeld in rechtsoverweging 4.5.
Bij eindvonnis van 10 augustus 2005 heeft de rechtbank in conventie de koopovereenkomst van 27 maart 1995 vernietigd, de wijze van verdeling van de gemeenschap vastgesteld, [eiseres] gemachtigd om namens partijen de eigendom bij notariële leveringsakte in eigendom over te dragen en [verweerder] gelast de woning te ontruimen. De vorderingen in reconventie heeft de rechtbank afgewezen.
Tegen voornoemde vonnissen heeft [verweerder] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam.
Bij arrest van 14 september 2006 heeft het hof [verweerder] niet-ontvankelijk verklaard in zijn beroep van het vonnis van 19 mei 2004, de vonnissen van 8 december 2004 en 10 augustus 2005 vernietigd en de conventionele vorderingen van [eiseres] alsnog afgewezen. Het hof heeft voorts de gewijzigde vorderingen van [verweerder] gedeeltelijk toegewezen en het meer of anders verzochte afgewezen.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [eiseres] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[Verweerder] heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer strekt tot verwerping van het beroep.
De advocaat van [eiseres] heeft op 23 mei 2008 schriftelijk op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
compenseert de kosten van het geding in cassatie aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.B. Fleers als voorzitter en de raadsheren O. de Savornin Lohman, P.C. Kop, A. Hammerstein en F.B. Bakels, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 13 juni 2008.