ECLI:NL:HR:2008:BD1396

Hoge Raad

Datum uitspraak
20 juni 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
C07/045HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over de geldigheid van een testament en de verdeling van een nalatenschap

In deze zaak gaat het om een geschil over de verdeling van de nalatenschap van wijlen [betrokkene 1]. [Verweerster] heeft op 19 mei 1999 [eiseres] gedagvaard voor de rechtbank te Groningen, met de eis dat [eiseres] zou meewerken aan de scheiding en deling van de nalatenschap. De rechtbank heeft na verschillende tussenvonnissen op 11 mei 2001 de vordering van [verweerster] toegewezen, waarbij de waarde van de woning op ƒ 80.000,-- werd vastgesteld. [Eiseres] ging in hoger beroep bij het gerechtshof Leeuwarden, dat na meerdere tussenarresten op 27 september 2006 het vonnis van de rechtbank gedeeltelijk vernietigde en [eiseres] opnieuw veroordeelde tot medewerking aan de verdeling van de nalatenschap, maar de waarde van de woning op € 46.512,47 vaststelde.

Tegen deze uitspraak heeft [eiseres] cassatie ingesteld. De Hoge Raad heeft de zaak behandeld en de conclusie van de Advocaat-Generaal J. Wuisman, die tot verwerping van het beroep strekte, in overweging genomen. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten in de cassatie niet tot een andere uitkomst konden leiden en dat er geen nadere motivering nodig was, gezien artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en [eiseres] veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van [verweerster] op nihil zijn begroot. Dit arrest is uitgesproken op 20 juni 2008.

Uitspraak

20 juni 2008
Eerste Kamer
Nr. C07/045HR
EV/EE
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiseres],
wonende te [woonplaats],
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. P. Garretsen,
t e g e n
[Verweerster],
wonende te [woonplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiseres] en [verweerster].
1. Het geding in feitelijke instanties
[Verweerster] heeft bij exploot van 19 mei 1999 [eiseres] gedagvaard voor de rechtbank te Groningen en gevorderd, kort gezegd, [eiseres] te veroordelen tot medewerking aan de scheiding en deling van de nalatenschap van wijlen [betrokkene 1].
[Eiseres] heeft de vordering bestreden.
De rechtbank heeft, na tussenvonnissen van 15 oktober 1999 en 29 september 2000 waarbij tot comparitie van partijen is gelast en [verweerster] tot bewijslevering is toegelaten, bij eindvonnis van 11 mei 2001 de vordering van [verweerster] toegewezen, zij het dat de waarde van de woning op ƒ 80.000,-- is bepaald.
Tegen deze vonnissen heeft [eiseres] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof Leeuwarden.
Na tussenarresten van 8 oktober 2003, 19 mei 2004 en 5 april 2006, heeft het hof bij eindarrest van 27 september 2006 het vonnis van de rechtbank van 29 september 2000 bekrachtigd en het vonnis van 11 mei 2001 vernietigd. Opnieuw rechtdoende heeft het hof [eiseres] veroordeeld tot verlening van medewerking aan de verdeling van de nalatenschap van wijlen [betrokkene 1], zij het dat daarbij de waarde van de woning op € 46.512,47 (ƒ 102.500,--) is bepaald.
De arresten van het hof zijn aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de arresten van het hof heeft [eiseres] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen [verweerster] is verstek verleend.
De zaak is voor [eiseres] toegelicht door haar advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Wuisman strekt tot verwerping.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerster] begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, A. Hammerstein en C.A. Streefkerk, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 20 juni 2008.