ECLI:NL:HR:2008:BD1384

Hoge Raad

Datum uitspraak
6 juni 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/01537
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van machtiging tot voortgezet verblijf in psychiatrisch ziekenhuis en verwijzing naar rechtbank

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 6 juni 2008 uitspraak gedaan over de vernietiging van een beschikking van de rechtbank Alkmaar, die op 1 februari 2008 een machtiging tot voortgezet verblijf van de betrokkene in een psychiatrisch ziekenhuis had verleend. De betrokkene, die lijdt aan schizofrenie in combinatie met middelengebruik, was op 23 oktober 2007 voorwaardelijk ontslagen uit het ziekenhuis. De officier van justitie verzocht de rechtbank om een machtiging tot voortgezet verblijf, maar de Hoge Raad oordeelde dat de rechtbank niet had voldaan aan de wettelijke vereisten voor de verlening van deze machtiging. De rechtbank had ten onrechte aangenomen dat de betrokkene nog in het ziekenhuis verbleef, terwijl hij feitelijk thuis verbleef onder voorwaarden. De Hoge Raad concludeerde dat de verleende machtiging een niet-toelaatbare 'paraplumachtiging' was, omdat de betrokkene niet meer onder de voorlopige machtiging viel. De Hoge Raad vernietigde de beschikking van de rechtbank en verwees de zaak terug naar de rechtbank voor verdere behandeling en beslissing. De conclusie van de Advocaat-Generaal strekte tot vernietiging van de beschikking en afwijzing van het verzoek van de officier van justitie, wat door de Hoge Raad werd gevolgd.

Uitspraak

6 juni 2008
Eerste Kamer
Nr. 08/01537
RM/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[Verzoeker],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. G.E.M. Later,
t e g e n
DE OFFICIER VAN JUSTITIE IN HET ARRONDISSEMENT ALKMAAR,
VERWEERDER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als betrokkene en de officier van justitie.
1. Het geding in feitelijke instantie
De officier van justitie in het arrondissement Alkmaar heeft bij een op 18 januari 2008 ter griffie van de rechtbank aldaar ingekomen verzoekschrift verzocht een machtiging te verlenen tot voortgezet verblijf van betrokkene in een psychiatrisch ziekenhuis.
Ter zitting van de rechtbank van 1 februari 2008 zijn betrokkene, bijgestaan door zijn advocaat, en een sociaal-psychiatrisch verpleegkundige gehoord. Bij beschikking van diezelfde datum heeft de rechtbank de machtiging verleend voor de duur van zes maanden.
De beschikking van de rechtbank is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van de rechtbank heeft betrokkene beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De officier van justitie heeft geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer strekt tot vernietiging van de bestreden beschikking en tot afwijzing van het inleidende verzoek van de officier van justitie.
3. Beoordeling van het middel
3.1 Betrokkene lijdt aan schizofrenie in combinatie met middelengebruik en was met een voorlopige machtiging opgenomen in het psychiatrisch ziekenhuis. Daaruit is hij - op de voet van art. 47 lid 1 Wet Bopz - met ingang van 23 oktober 2007 voorwaardelijk ontslagen.
Op verzoek van de officier van justitie heeft de rechtbank in de bestreden beschikking machtiging verleend tot voortgezet verblijf in een psychiatrisch ziekenhuis, ingaande 1 februari 2008 tot 1 augustus 2008. Zij was van oordeel dat was voldaan aan de wettelijke vereisten voor de verlening van die machtiging. Hieraan voegde de rechtbank toe:
"Het gevaar kan niet door tussenkomst van personen en instellingen buiten het ziekenhuis worden afgewend, maar zou wel door het stellen en naleven van voorwaarden kunnen worden afgewend. Uit de beschikbare gegevens en de verklaringen ter zitting blijkt de rechtbank dat betrokkene zich op dit moment aan de voorwaarden houdt en dat het op die basis goed gaat met betrokkene. Betrokkene heeft echter uitdrukkelijk aangegeven de aan hem te stellen voorwaarden niet langer te zullen naleven. Hij heeft ook daarom het behandelplan niet ondertekend. Onder deze omstandigheden is een voorwaardelijke rechterlijke machtiging geen alter-natief voor opname van betrokkene."
3.2 Het verweer van betrokkene dat hij al enkele maanden met voorwaarden thuis verbleef en dat daarom niet een machtiging tot voortgezet verblijf maar een voorlopige machtiging had moeten worden verzocht, is door de rechtbank verworpen op de grond, kort gezegd, dat betrokkene "formeel" met een rechterlijke machtiging in een psychiatrisch ziekenhuis verbleef en daarom verlenging van die machtiging op zijn plaats is, ook al verbleef betrokkene met ontslag onder voorwaarden thuis.
3.3 De hiertegen gerichte rechtsklacht van onderdeel I van het middel slaagt. Nu betrokkene als gevolg van zijn voorwaardelijk ontslag vanaf 23 oktober 2007 thuis was en ten tijde van de bestreden beslissing niet (meer) in het psychiatrisch ziekenhuis verbleef, was niet voldaan aan het voor de verlening van een machtiging tot voortgezet verblijf gestelde vereiste dat de betrokkene ingevolge een voorlopige machtiging in een psychiatrisch ziekenhuis verblijft. Het inleidende verzoek was dus niet voor toewijzing vatbaar. De door de rechtbank verleende machtiging komt neer op een niet toelaatbare "paraplumachtiging".
3.4 Het vorenstaande betekent dat het middel voor het overige geen behandeling behoeft. Nu de rechtbank heeft vastgesteld dat betrokkene heeft gezegd de hem te stellen voorwaarden niet langer te zullen naleven en dat een voorwaardelijke machtiging daarom geen alternatief voor opname was, lag het voor de hand dat zij op de voet van art. 17 lid 2 in verbinding met art. 8a Wet Bopz de officier van justitie zou hebben kenbaar gemaakt dat een andere maatregel, in dit geval: een voorlopige machtiging, in de gegeven omstandigheden passender was. Tot dit doel zal de zaak worden verwezen.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Alkmaar van 1 februari 2008;
verwijst het geding naar die rechtbank ter verdere behandeling en beslissing.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren P.C. Kop, als voorzitter, F.B. Bakels en W.D.H. Asser, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 6 juni 2008.