ECLI:NL:HR:2008:BD0662
Hoge Raad
- Cassatie
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- J.C. van Oven
- C.A. Streefkerk
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van cassatieberoep inzake plaatsing minderjarige in justitiële jeugdinrichting
In deze zaak gaat het om de niet-ontvankelijkheid van de moeder in haar cassatieberoep tegen de beschikking van het gerechtshof te 's-Gravenhage. De moeder had eerder hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van de kinderrechter, die de geldigheidsduur van de machtiging tot plaatsing van haar dochter in een justitiële jeugdinrichting had verlengd. De ondertoezichtstelling van de dochter was in eerste instantie op 14 december 2004 ingesteld en was meermalen verlengd. De dochter was op een gegeven moment naar huis gegaan, maar de Stichting Bureau Jeugdzorg Stadsregio Rotterdam verzocht om een spoedmachtiging voor plaatsing in een justitiële jeugdinrichting, welke machtiging door de kinderrechter werd verleend.
De moeder heeft uiteindelijk cassatie ingesteld tegen de beschikking van het hof, dat de eerdere beschikking van de kinderrechter had bekrachtigd. De Hoge Raad oordeelt dat de geldigheidsduur van de machtiging tot plaatsing op 14 december 2006 is verstreken, waardoor de moeder geen belang meer heeft bij haar cassatieberoep. De Hoge Raad verklaart de moeder niet-ontvankelijk in haar beroep, wat betekent dat de zaak niet verder in behandeling wordt genomen. Deze beslissing is openbaar uitgesproken op 13 juni 2008 door de betrokken raadsheren.