ECLI:NL:HR:2008:BD0509

Hoge Raad

Datum uitspraak
25 april 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
C06/336HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verhouding tussen wisselovereenkomst en onderliggende rechtsverhouding in het overeenkomstenrecht

In deze zaak gaat het om een geschil tussen de rechtspersoon naar Frans recht, Société Moderne de Textiles Somotex S.A. (hierna: Somotex), en Wiener International SI B.V. (hierna: Wiener). Somotex is in cassatie gegaan tegen een uitspraak van het gerechtshof 's-Hertogenbosch, die hen had veroordeeld tot betaling van een aanzienlijk bedrag aan Wiener. De zaak begon toen Wiener Somotex in 1993 dagvaardde voor de rechtbank Maastricht, waarbij zij onder andere betaling van rente eiste wegens te late betaling van facturen. De rechtbank wees de vordering af, maar het gerechtshof oordeelde in een later arrest dat Somotex moest betalen. Somotex voerde aan dat de betaling via wissels had plaatsgevonden, maar het hof oordeelde dat dit niet voldoende was om de overeengekomen betalingstermijn te negeren.

De Hoge Raad heeft het arrest van het hof vernietigd voor zover het Somotex had veroordeeld tot betaling van € 477.093,26. De Hoge Raad oordeelde dat Somotex tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Wiener een bedrag van € 470.879,10 moest betalen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 13 juli 1993. De Hoge Raad benadrukte dat de onderliggende rechtsverhouding niet teniet gaat door het aanbieden van wissels, en dat de schuldenaar in beginsel mag aannemen dat de schuldeiser instemt met uitstel van de betalingsdatum als de wissel een latere vervaldatum heeft dan de oorspronkelijke overeenkomst. Dit arrest verduidelijkt de juridische relatie tussen wisselovereenkomsten en de onderliggende rechtsverhouding, en bevestigt dat de schuldenaar niet automatisch in verzuim is bij het aanbieden van wissels met een latere vervaldatum.

Uitspraak

25 april 2008
Eerste Kamer
Nr. C06/336HR
IV/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
de rechtspersoon naar Frans recht SOCIÉTÉ MODERNE DE TEXTILES SOMOTEX S.A. (tevens handelende onder de naam SOMOTEX),
gevestigd te Villeurbanne Frankrijk,
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. M.B.C. Kloppenburg,
t e g e n
WIENER INTERNATIONAL SI B.V.,
gevestigd te Maastricht,
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als Somotex en Wiener.
1. Het geding in feitelijke instanties
Wiener heeft bij exploot van 13 juli 1993 Somotex gedagvaard voor de rechtbank Maastricht en ondermeer gevorderd, kort gezegd, Somotex te veroordelen tot betaling van een bedrag van ƒ 21.043,-- ter zake van rente wegens te late betaling van een aantal facturen door Somotex. Daarnaast vorderde Wiener ontbinding van de tussen partijen bestaande overeenkomst en schadevergoeding.
Somotex heeft de vordering bestreden.
Bij vonnis van 23 september 1999 heeft de rechtbank de vordering afgewezen.
Tegen dit vonnis is Wiener in beroep gekomen bij het gerechtshof 's-Hertogenbosch.
Bij tussenarrest van 2 april 2002 heeft het hof Wiener tot bewijslevering toegelaten.
Na nog drie tussenarresten te hebben gewezen en na getuigenverhoren, heeft het hof bij eindarrest van 18 juli 2006 de tussen partijen gesloten overeenkomsten ontbonden en Somotex voorts veroordeeld tot betaling aan Wiener van € 477.093,26 vermeerderd met rente en kosten.
De arresten van het hof zijn aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Somotex heeft tegen de door het hof uitgesproken arresten beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen Wiener is verstek verleend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
3.1 Somotex heeft in februari/maart 1991 van Wiener sportpakken, merk Trilobal, gekocht voor een totaalbedrag van ƒ 1.130.839,--. Op deze overeenkomst is Nederlands recht van toepassing. De tussen partijen geldende algemene voorwaarden van Wiener houden onder meer in dat betaald moet worden ten laatste 90 dagen na factuurdatum. Met betrekking tot deze overeenkomst heeft Wiener zeven facturen gestuurd aan Somotex. Deze laatste heeft daarop in totaal ƒ 1.117.323,-- betaald met wissels die vervaldata hadden na de betalingstermijn van de desbetreffende facturen.
3.2 Wiener heeft aan haar hiervoor onder 1 vermelde vordering tot voldoening van f 21.043,-- ten grondslag gelegd dat deze facturen later dan 90 dagen na de factuurdatum zijn betaald, en dat Somotex daardoor in verzuim verkeerde en mitsdien renteplichtig is geworden. De verdere vorderingen van Wiener doen in cassatie niet meer terzake.
Somotex heeft aangevoerd dat betaling op verzoek van Wiener zelf door middel van wissels heeft plaatsgevonden. Wiener heeft daartegen op haar beurt - onweersproken - aangevoerd dat de vervaldata van de wissels door Somotex zijn bepaald.
De rechtbank heeft de vordering afgewezen. Naar haar oordeel heeft Somotex zich terecht op rechts-verwerking beroepen omdat het op de weg van Wiener lag aanstonds te laten blijken dat zij zich niet kon verenigen met de in de wissels vermelde vervaldata.
Het hof heeft over dit geschilpunt geoordeeld dat het enkele feit dat Wiener de wissels heeft genomen, onvoldoende is om de overeengekomen betalingstermijn buiten toepassing te stellen. Het verwierp daarmee het primaire verweer van Somotex tegen de vordering. Het honoreerde het subsidiaire verweer in die zin dat Somotex slechts rente verschuldigd is tot de vervaldag van de wissels omdat het in de macht van Wiener lag op die datum betaling te verkrijgen door de wissels aan de bank aan te bieden (rov. 4.6 van het tussenarrest van 2 april 2002).
3.3 Het middel is gericht tegen het oordeel van het hof dat het enkele feit dat Wiener de wissels heeft genomen, onvoldoende is om de overeengekomen betalingstermijn buiten toepassing te stellen. Bij de beoordeling van het middel dient tot uitgangspunt dat, wanneer een schuldenaar zijn schuld voldoet door aan zijn schuldeiser wissels aan te bieden die laatstgenoemde neemt, daardoor de onderliggende rechtsverhouding in beginsel niet teniet gaat. Of, en zo ja op welke wijze, de onderliggende verhouding wordt beïnvloed door het nemen van de wissel, is afhankelijk van uitleg van de wisselovereenkomst.
Tegen deze achtergrond heeft te gelden dat, indien de schuldeiser een wissel neemt waarin een latere vervaldag is bepaald dan in de onderliggende rechtsverhouding als uiterste betalingsdatum is overeen-gekomen, de trekker van de wissel (schuldenaar in de onderliggende rechtsverhouding) daaraan in beginsel redelijkerwijs de zin mag toekennen dat de schuldeiser instemt met uitstel van de oorspronkelijk overeengekomen uiterste betalingsdatum tot aan de in de wissel vermelde vervaldatum.
3.4 Nu Wiener geen bijzondere omstandigheden heeft aangevoerd op grond waarvan dit vertrouwen in het onderhavige geval niet gerechtvaardigd was, heeft het hof in zijn tussenarrest van 2 april 2002 van een onjuiste rechtsopvatting blijk gegeven door het hiervoor in 3.2 vermelde primaire verweer van Somotex te verwerpen.
3.5 Het middel treft dus doel. Het eindarrest van het hof moet worden vernietigd voor zover daarin in strijd met het hiervoor overwogene een bedrag aan rente is toegewezen. Blijkens hetgeen het hof in rov. 7.1 - 7.5 van zijn tussenarrest van 6 april 2004 heeft overwogen, heeft het hof het bedrag van deze rente vastgesteld op € 6.214,16. De Hoge Raad zelf kan de zaak afdoen door voornoemd bedrag aan rente in mindering te brengen op het bij eindarrest toegewezen bedrag van (in totaal) € 477.093,26.
4. De beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt het arrest van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 18 juli 2006 voor zover Somotex daarin is veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 477.093,26 met rente, en in zoverre opnieuw rechtdoende:
veroordeelt Somotex tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Wiener te betalen een bedrag van € 470.879,10, vermeerderd met de wettelijke rente daarover met ingang van 13 juli 1993 tot de dag der voldoening;
veroordeelt Wiener in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Somotex begroot op € 562,05 aan verschotten en € 2.600,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.B. Fleers als voorzitter en de raadsheren O. de Savornin Lohman, F.B. Bakels, C.A. Streefkerk en W.D.H. Asser, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer W.D.H. Asser op 25 april 2008.