ECLI:NL:HR:2008:BD0453
Hoge Raad
- Cassatie
- A.E.M. van der Putt-Lauwers
- P. Lourens
- A.R. Leemreis
- E.N. Punt
- J.A.C.A. Overgaauw
- Rechtspraak.nl
Aansprakelijkheid op grond van de Invorderingswet 1990 en het anoniementarief
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 25 april 2008 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door de Staatssecretaris van Financiën tegen een uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De zaak betreft de aansprakelijkstelling van belanghebbende, een vennootschap onder firma, voor door A, een zelfstandig ondernemer, verschuldigde loonbelasting over de jaren 1999 en 2000. De aansprakelijkstelling was gebaseerd op artikel 34 van de Invorderingswet 1990. De Ontvanger had op 9 april 2004 beschikkingen tot aansprakelijkstelling afgegeven, waarbij belanghebbende primair op grond van artikel 34 en subsidiair op grond van artikel 35 aansprakelijk werd gesteld.
Na bezwaar tegen de beschikking voor het eerste tijdvak, werd deze verminderd, terwijl de beschikking voor het tweede tijdvak werd gehandhaafd. Het Hof verklaarde het beroep tegen deze uitspraken gegrond, vernietigde de uitspraken van de Ontvanger en verminderde de bedragen van de aansprakelijkstellingen. De Staatssecretaris ging in cassatie tegen deze uitspraak van het Hof.
De Hoge Raad oordeelde dat het Hof ten onrechte had geoordeeld dat belanghebbende niet aansprakelijk kon worden gesteld op basis van het anoniementarief. De Hoge Raad stelde vast dat de aansprakelijkstelling op de juiste wijze was vastgesteld, omdat belanghebbende niet beschikte over de vereiste documenten om aan te tonen dat zij aan haar verplichtingen voldeed. De uitspraak van het Hof werd vernietigd, behoudens de beslissing omtrent het griffierecht, en het beroep tegen de uitspraak van de Ontvanger werd ongegrond verklaard. De Hoge Raad achtte geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.