ECLI:NL:HR:2008:BD0429

Hoge Raad

Datum uitspraak
24 juni 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
01150/07
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over getuigenverzoek en nietigheid van de uitspraak

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 24 juni 2008 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Leeuwarden. De zaak betreft een verdachte die was veroordeeld voor verschillende seksuele delicten, waaronder ontucht met minderjarigen. De verdachte had beroep in cassatie ingesteld, waarbij mr. J. Boksem als advocaat optrad. De waarnemend Advocaat-Generaal Bleichrodt concludeerde tot partiële vernietiging van de bestreden uitspraak en terugwijzing naar het Hof voor herbehandeling van de zaak.

De Hoge Raad oordeelde dat het Gerechtshof had verzuimd om te beslissen op een verzoek tot het horen van drie getuigen, zoals vastgelegd in de pleitaantekeningen. Dit verzoek was gedaan op basis van artikel 315 in verbinding met artikel 328 van het Wetboek van Strafvordering. Het ontbreken van een uitdrukkelijke beslissing op dit verzoek leidde tot nietigheid van de uitspraak, conform artikel 330 in verbinding met artikel 415 van het Wetboek van Strafvordering.

De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak, maar uitsluitend voor wat betreft de beslissingen ter zake van de tenlastelegging en de strafoplegging. De zaak werd terugverwezen naar het Gerechtshof te Leeuwarden, zodat deze opnieuw kon worden berecht en afgedaan. Voor het overige werd het beroep verworpen. De uitspraak van de Hoge Raad benadrukt het belang van een zorgvuldige behandeling van getuigenverzoeken in strafzaken en de gevolgen van verzuimen in dit proces.

Uitspraak

24 juni 2008
Strafkamer
nr. 01150/07
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Leeuwarden van 2 februari 2007, nummer 24/002375-05, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1946, wonende te [woonplaats].
1. De bestreden uitspraak
Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Rechtbank te Assen van 23 november 2005, voor zover aan 's Hofs oordeel onderworpen - de verdachte ter zake van 1 primair "met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd", 2 primair "met iemand, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd", 4 subsidiair "ontucht plegen met zijn minderjarig stiefkind", 5. "met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, meermalen gepleegd" en 6. "een gegevensdrager, bevattende een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt is betrokken, in bezit hebben, meermalen gepleegd" veroordeeld tot twaalf maanden gevangenisstraf, waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Voorts heeft het Hof de vorderingen van de benadeelde partijen toegewezen en aan de verdachte betalingsverplichtingen opgelegd, een en ander zoals in het arrest vermeld.
2. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. J. Boksem, advocaat te Leeuwarden, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De waarnemend Advocaat-Generaal Bleichrodt heeft geconcludeerd tot partiële vernietiging van de bestreden uitspraak en tot terugwijzing van de zaak naar het Hof, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
3. Beoordeling van het middel
3.1. Het middel behelst onder meer de klacht dat het Hof heeft verzuimd te beslissen op een verzoek tot het horen van drie getuigen.
3.2. In de aan het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep gehechte pleitaantekeningen zijn bij de verklaringen van drie slachtoffers kanttekeningen geplaatst, is vrijspraak bepleit en is daarna onder meer het volgende opgenomen:
"Noodzaak/wenselijkheid tot het nader doen horen van [slachtoffer 1 t/m 3];
Verzoek daartoe."
3.3. Aldus is een verzoek gedaan als bedoeld in art. 315 in verbinding met art. 328 Sv tot het horen van drie getuigen, zodat een uitdrukkelijke beslissing op dit verzoek was vereist. Noch het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep, noch het bestreden arrest houdt een beslissing in op dit verzoek. Dat verzuim heeft ingevolge art. 330 in verbinding met art. 415 Sv nietigheid tot gevolg. Het middel is in zoverre terecht voorgesteld.
4. Slotsom
Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat het middel voor het overige geen bespreking behoeft en als volgt moet worden beslist.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ter zake van het onder 1, 2, 4 en 5 tenlastegelegde en de strafoplegging;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te Leeuwarden, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president G.J.M. Corstens als voorzitter, en de raadsheren W.A.M. van Schendel en J. de Hullu, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.J. Verhoeven, en uitgesproken op 24 juni 2008.