ECLI:NL:HR:2008:BD0196

Hoge Raad

Datum uitspraak
6 juni 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
C07/024HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervroegde onteigening en vaststelling van schadeloosstelling

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch, waarin vervroegde onteigening is uitgesproken door de Staat der Nederlanden. De rechtbank had op 18 mei 2001 in twee afzonderlijke rolzaken vonnissen uitgesproken, waarbij onteigening werd uitgesproken ten aanzien van verschillende percelen in de gemeente [A]. De eisers, bestaande uit meerdere natuurlijke personen, hebben beroep in cassatie ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank van 8 november 2006, waarin de schadeloosstelling voor de onteigende percelen werd vastgesteld. De Hoge Raad heeft de zaak behandeld en de conclusie van de Advocaat-Generaal J. Wuisman strekte tot verwerping van het cassatieberoep. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en de eisers in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld. De uitspraak van de Hoge Raad is gedaan op 6 juni 2008, waarbij de raadsheren P.C. Kop, F.B. Bakels, W.D.H. Asser en E.J. Numann betrokken waren. De zaak betreft belangrijke juridische aspecten van het bestuursrecht en omgevingsrecht, met name de toepassing van de Wet op de rechterlijke organisatie en de bepalingen omtrent onteigening en schadeloosstelling.

Uitspraak

6 juni 2008
Eerste Kamer
Nr. C07/024HR
EV/AG
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
1. [Eiser 1],
wonende te [woonplaats], Zwitserland,
2. [Eiseres 2],
gevestigd te [vestigingsplaats],
3. [Eiser 3],
wonende te [woonplaats],
4. [Eiseres 4],
wonende te [woonplaats],
5. [Eiseres 5],
wonende te [woonplaats],
6. [Eiseres 6],
wonende te [woonplaats],
7. [Eiseres 7],
wonende te [woonplaats],
8. [Eiseres 8],
wonende te [woonplaats]
EISERS tot cassatie,
advocaat: mr. P. Garretsen,
t e g e n
DE STAAT DER NEDERLANDEN (Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Directoraat-Generaal Rijkswaterstaat),
zetelende te 's-Gravenhage,
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. M.W. Scheltema.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] c.s. en de Staat.
1. Het geding in feitelijke instantie
Bij op 18 mei 2001 (in twee afzonderlijke rolzaken met nummers 61402/01-176 en 61664/01-241) uitgesproken vonnissen heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch op vordering van de Staat vervroegd de onteigening uitgesproken ten aanzien van de gedeelten van de volgende in de gemeente [A] (voorheen [B]) gelegen percelen:
1. perceel kadastraal bekend als [A 001], waarvoor verder geldt:
- totale oppervlakte : 8.230 m2
- onteigende gedeelte: 4.200 m2
- restant: 4.030 m2
2. perceel kadastraal bekend als [A 002] waarvoor verder geldt:
- totale oppervlakte: 27.230 m2
- onteigende gedeelten:: 22.825 m2 en 160 m2
- restant: 4.245 m2
3. perceel kadastraal bekend als [A 003], waavoor verder geldt:
- totale oppervlakte: 4.470 m2
- onteigende gedeelte: 130 m2
- restant: 4.340 m2
De rechtbank heeft voorts voorschotten op de schadeloosstelling bepaald en deskundigen benoemd ter begroting van de schade. De vonnissen zijn op 21 november 2001 in de openbare registers ingeschreven. Op 23 oktober 2001 heeft de descente als bedoeld in artikel 28 Onteigeningswet plaatsgevonden, waarbij als rechter-commissaris mr. J.A. Bik aanwezig was. De deskundigen hebben, na eerst op 7 oktober 2004 aan de rechtbank en partijen een concept-rapport te hebben voorgelegd, op 13 oktober 2005 het definitieve rapport ter griffie van de rechtbank gedeponeerd. Na verder processueel debat heeft de rechtbank bij vonnis van 8 november 2006, voor zover van cassatie van belang, de schadeloosstelling voor [betrokkene 1] (curator van [eiser 1]), [betrokkene 2] (huurder) en [eiser 1] nader vastgesteld waarin begrepen de reeds betaalde voorschotten, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf heden tot aan de dag der voldoening. Tevens heeft de rechtbank beslist nu [eiser 1] op de peildatum enig eigenaar was van de drie percelen, dat aan de overige gedaagden (oorspronkelijk mede-eigenaren) geen afzonderlijk recht op schadeloosstelling toekomt. Het vonnis is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
[Eiser] c.s. hebben tegen het vonnis van de rechtbank van 8 november 2006 beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staat heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Wuisman strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de Staat begroot op € 371,34 voor verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren P.C. Kop, als voorzitter, F.B. Bakels en W.D.H. Asser, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 6 juni 2008.