ECLI:NL:HR:2008:BD0135
Hoge Raad
- Cassatie
- P.C. Kop
- F.B. Bakels
- W.D.H. Asser
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
Bevoegdheid tot vorderen van rekening en verantwoording door bewindvoerder in onderbewindstelling
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 30 mei 2008 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de bevoegdheid van een verzoekster om van een aangestelde bewindvoerder rekening en verantwoording te vorderen. De verzoekster, wonende te [woonplaats], had in 2006 een verzoekschrift ingediend bij de rechtbank Amsterdam, sector kanton, locatie Hilversum, waarin zij verzocht om ontslag van de bewindvoerder, [verweerder], en de benoeming van een nieuwe bewindvoerder, [betrokkene 2]. De bewindvoerder heeft het verzoek niet bestreden, maar de verzoekster heeft wel bezwaar gemaakt tegen de benoeming van de nieuwe bewindvoerder en verzocht om rekening en verantwoording van de bewindvoerder over de goederen van haar moeder, [betrokkene 1].
De kantonrechter heeft op 28 juli 2006 de bewindvoerder ontslagen en [A] B.V. benoemd tot nieuwe bewindvoerder. De verzoekster heeft hiertegen hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam, maar het hof heeft haar op 11 juni 2007 niet ontvankelijk verklaard in haar hoger beroep. Tegen deze beslissing heeft de verzoekster cassatie ingesteld. De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de klachten die in de cassatieprocedure zijn aangevoerd, niet tot cassatie kunnen leiden. Dit is in overeenstemming met artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat bepaalt dat geen nadere motivering nodig is wanneer de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het cassatieberoep verworpen, waarmee de beslissing van het hof in stand blijft. De uitspraak is gedaan door de raadsheren P.C. Kop, F.B. Bakels, W.D.H. Asser, en openbaar uitgesproken door raadsheer E.J. Numann.