ECLI:NL:HR:2008:BC9955
Hoge Raad
- Cassatie
- G.J.M. Corstens
- W.A.M. van Schendel
- H.A.G. Splinter-van Kan
- Rechtspraak.nl
Beslag op in beslag genomen geldbedrag en de beoordeling van de teruggave
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een beschikking van de Rechtbank te Haarlem, waarin het klaagschrift van de klaagster, die in 2006 een geldbedrag in beslag had genomen, ongegrond werd verklaard. De klaagster, geboren in 1964 en woonachtig in [woonplaats], stelde dat het in beslag genomen geld afkomstig was van haar bedrijf en bedoeld was voor de aankoop van kleding. De rechtbank oordeelde echter dat de klaagster onvoldoende had onderbouwd dat zij de rechthebbende op het geld was, en verklaarde het klaagschrift ongegrond. De Hoge Raad oordeelde dat de rechtbank een onjuiste maatstaf had aangelegd door te stellen dat het maatschappelijk niet verantwoord was om het geld aan de klaagster terug te geven. De Hoge Raad vernietigde de beschikking van de rechtbank en verwees de zaak naar het Gerechtshof te Amsterdam voor herbehandeling. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor de rechtbank om te beoordelen of het belang van de strafvordering het voortduren van het beslag vordert, en zo niet, de teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp te gelasten aan de beslagene, tenzij een ander als rechthebbende moet worden beschouwd. De zaak is van belang voor de toepassing van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering en de beoordeling van de teruggave van in beslag genomen goederen.