ECLI:NL:HR:2008:BC9934

Hoge Raad

Datum uitspraak
6 juni 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
C07/016HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil tussen moeder en zoon over de totstandkoming van een overeenkomst tot voortzetting van de onderneming van een eetcafé

In deze zaak gaat het om een geschil tussen een moeder en haar zoon over de totstandkoming van een overeenkomst tot voortzetting van de onderneming van een eetcafé. De eiseres, de moeder, heeft op 16 september 2002 haar zoon, de verweerder, gedagvaard voor de rechtbank te Amsterdam. Zij vorderde, na vermeerdering van eis, dat de verweerder haar zou veroordelen tot betaling van twee bedragen, te weten € 6.806,70 en € 1.871,22 (subsidiair € 1.423,35), inclusief rente en incassokosten. De verweerder heeft de vordering bestreden, waarna de rechtbank, na een comparitie van partijen en een tussenvonnis van 11 februari 2004 waarin de eiseres tot bewijslevering werd toegelaten, op 27 april 2005 een eindvonnis heeft gewezen. In dit vonnis werd de verweerder veroordeeld tot betaling van € 8.284,82 aan de eiseres, vermeerderd met wettelijke rente over € 6.806,70 vanaf 19 februari 2001, terwijl het meer of anders gevorderde werd afgewezen.

Tegen beide vonnissen heeft de verweerder hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. In zijn memorie van grieven heeft de verweerder een voorwaardelijke vordering tot ontbinding van de overeenkomst tot overname van de exploitatie van het café Het Theatertje ingesteld. Het hof heeft op 14 september 2006 de vonnissen van de rechtbank vernietigd en de vorderingen van de eiseres afgewezen, terwijl de verweerder niet-ontvankelijk werd verklaard in zijn voorwaardelijke vordering in reconventie. Dit arrest van het hof is aan het arrest van de Hoge Raad gehecht.

De eiseres heeft vervolgens beroep in cassatie ingesteld tegen het arrest van het hof. De cassatiedagvaarding is eveneens aan het arrest gehecht. De verweerder heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten. De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman strekt tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en de kosten van het geding in cassatie gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

6 juni 2008
Eerste Kamer
Nr. C07/016HR
EV/AG
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiseres],
wonende te [woonplaats],
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. H.J.W. Alt,
t e g e n
[Verweerder],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. R.F. Thunnissen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiseres] en [verweerder].
1. Het geding in feitelijke instanties
[Eiseres] heeft bij exploot van 16 september 2002 [verweerder] gedagvaard voor de rechtbank te Amsterdam en gevorderd na vermeerdering van eis, kort gezegd, [verweerder] te veroordelen om aan [eiseres] te betalen de bedragen van € 6.806,70, en € 1.871,22 (subsidiair € 1.423,35) met rente en incassokosten.
[Verweerder] heeft de vordering bestreden.
De rechtbank heeft, na comparitie van partijen en na [eiseres] bij tussenvonnis van 11 februari 2004 tot bewijslevering te hebben toegelaten, bij eindvonnis van 27 april 2005 [verweerder] veroordeeld aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 8.284,82 te vermeerderen met de wettelijke rente over € 6.806,70 vanaf 19 februari 2001 en het meer of anders gevorderde afgewezen.
Tegen beide vonnissen heeft [verweerder] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. Bij memorie van grieven heeft [verweerder] een voorwaardelijke vordering tot ontbinding van de overeenkomst tot overname van de exploitatie van het café Het Theatertje ingesteld.
Bij arrest van 14 september 2006 heeft het hof de vonnissen van de rechtbank vernietigd en opnieuw rechtdoende de vorderingen van [eiseres] afgewezen en [verweerder] niet-ontvankelijk verklaard in zijn (voorwaardelijke) vordering in reconventie.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [eiseres] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[Verweerder] heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman strekt tot verwerping.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of derechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
compenseert de kosten van het geding in cassatie aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, A. Hammerstein en J.C. van Oven, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 6 juni 2008.