ECLI:NL:HR:2008:BC9934
Hoge Raad
- Cassatie
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- A. Hammerstein
- J.C. van Oven
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
Geschil tussen moeder en zoon over de totstandkoming van een overeenkomst tot voortzetting van de onderneming van een eetcafé
In deze zaak gaat het om een geschil tussen een moeder en haar zoon over de totstandkoming van een overeenkomst tot voortzetting van de onderneming van een eetcafé. De eiseres, de moeder, heeft op 16 september 2002 haar zoon, de verweerder, gedagvaard voor de rechtbank te Amsterdam. Zij vorderde, na vermeerdering van eis, dat de verweerder haar zou veroordelen tot betaling van twee bedragen, te weten € 6.806,70 en € 1.871,22 (subsidiair € 1.423,35), inclusief rente en incassokosten. De verweerder heeft de vordering bestreden, waarna de rechtbank, na een comparitie van partijen en een tussenvonnis van 11 februari 2004 waarin de eiseres tot bewijslevering werd toegelaten, op 27 april 2005 een eindvonnis heeft gewezen. In dit vonnis werd de verweerder veroordeeld tot betaling van € 8.284,82 aan de eiseres, vermeerderd met wettelijke rente over € 6.806,70 vanaf 19 februari 2001, terwijl het meer of anders gevorderde werd afgewezen.
Tegen beide vonnissen heeft de verweerder hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. In zijn memorie van grieven heeft de verweerder een voorwaardelijke vordering tot ontbinding van de overeenkomst tot overname van de exploitatie van het café Het Theatertje ingesteld. Het hof heeft op 14 september 2006 de vonnissen van de rechtbank vernietigd en de vorderingen van de eiseres afgewezen, terwijl de verweerder niet-ontvankelijk werd verklaard in zijn voorwaardelijke vordering in reconventie. Dit arrest van het hof is aan het arrest van de Hoge Raad gehecht.
De eiseres heeft vervolgens beroep in cassatie ingesteld tegen het arrest van het hof. De cassatiedagvaarding is eveneens aan het arrest gehecht. De verweerder heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten. De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman strekt tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en de kosten van het geding in cassatie gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.