ECLI:NL:HR:2008:BC9528

Hoge Raad

Datum uitspraak
17 juni 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
01011/07
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over de betrouwbaarheid van het slachtoffer in een verkrachtingszaak

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 juni 2008 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem. De verdachte, geboren in 1968 en ten tijde van de aanzegging gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting 'Overijssel, locatie De Karelskamp' te Almelo, was veroordeeld voor poging tot verkrachting en verkrachting, evenals voor feitelijke aanranding van de eerbaarheid. Het Hof had de verdachte een gevangenisstraf van twee jaren opgelegd en hem ter beschikking gesteld met bevel tot verpleging van overheidswege. De verdachte heeft beroep in cassatie ingesteld, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. R.J. Wortelboer.

De Hoge Raad heeft de bestreden uitspraak van het Hof vernietigd, maar enkel wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf, deze werd verminderd tot een jaar en tien maanden. Het beroep werd voor het overige verworpen. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof voldoende gemotiveerd had waarom de verklaring van het slachtoffer betrouwbaar was voor de bewezenverklaring van het subsidiair tenlastegelegde, maar niet voor het primair tenlastegelegde. De Hoge Raad benadrukte dat de beslissing over de selectie en waardering van bewijsmateriaal voorbehouden is aan de feitenrechter en dat deze beslissing, behoudens bijzondere gevallen, niet nader behoeft te worden gemotiveerd.

Daarnaast werd opgemerkt dat de redelijke termijn voor de behandeling van het cassatieberoep, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM, was overschreden, wat leidde tot strafvermindering. De uitspraak van de Hoge Raad is van belang voor de rechtsontwikkeling met betrekking tot de betrouwbaarheid van getuigenverklaringen in strafzaken.

Uitspraak

17 juni 2008
Strafkamer
nr. 01011/07
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem van 18 september 2006, nummer 21/004065-05, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1968, ten tijde van de betekening van de aanzegging gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting "Overijssel, locatie De Karelskamp" te Almelo.
1. De bestreden uitspraak
Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Rechtbank te Almelo van 9 augustus 2005 - de verdachte veroordeeld ter zake van 1 subsidiair "poging tot verkrachting" en 2. "verkrachting" en 3. en 4. telkens: "feitelijke aanranding van de eerbaarheid" tot een gevangenisstraf voor de duur van twee jaren en bevolen dat de verdachte ter beschikking zal worden gesteld met bevel tot verpleging van overheidswege. Voorts heeft het Hof de teruggave gelast van inbeslaggenomen voorwerpen, de vorderingen van de benadeelde partijen toegewezen en aan de verdachte betalingsverplichtingen opgelegd een en ander zoals in het arrest vermeld, en de tenuitvoerlegging gelast van een voorwaardelijke opgelegde straf.
2. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. R.J. Wortelboer, advocaat te Alkmaar, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Ambtshalve beoordeling van de bestreden uitspraak
De verdachte, die zich in voorlopige hechtenis bevindt, heeft op 26 september 2006 beroep in cassatie ingesteld. De Hoge Raad doet uitspraak nadat meer dan zestien maanden zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Dat brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM is overschreden. Dit moet leiden tot strafvermindering.
5. Slotsom
Nu het middel niet tot cassatie kan leiden, terwijl de Hoge Raad geen andere dan de hiervoor onder 4 genoemde grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.
6. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf;
vermindert deze in die zin dat deze een jaar en tien maanden beloopt;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president G.J.M. Corstens als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en J. de Hullu, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.J. Verhoeven, en uitgesproken op 17 juni 2008.