ECLI:NL:HR:2008:BC9411
Hoge Raad
- Cassatie
- G.J.M. Corstens
- B.C. de Savornin Lohman
- W.A.M. van Schendel
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van een uitspraak inzake ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel en schending van de redelijke termijn in cassatie
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 15 april 2008 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beslissing van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De zaak betreft een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, waarbij de betrokkene, geboren in 1963, werd verplicht tot betaling van een aanzienlijk bedrag aan de Staat. De betrokkene had beroep in cassatie ingesteld, vertegenwoordigd door advocaat mr. R. Zilver. De Advocaat-Generaal Vellinga had geconcludeerd tot vernietiging van de uitspraak van het Hof en terugwijzing van de zaak.
De Hoge Raad oordeelde dat het Hof in zijn arrest niet in overeenstemming met artikel 359, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering had gehandeld. Het Hof was afgeweken van een uitdrukkelijk onderbouwd standpunt van de verdediging zonder de redenen daarvoor te specificeren, wat leidde tot nietigheid van de uitspraak. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak en wees de zaak terug naar het Gerechtshof voor herbehandeling.
Daarnaast werd vastgesteld dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, in de cassatiefase was overschreden. Dit aspect diende door de rechter bij de terugverwijzing in overweging te worden genomen. De Hoge Raad concludeerde dat de bestreden uitspraak niet in stand kon blijven, en dat de overige middelen geen cassatie konden rechtvaardigen.