ECLI:NL:HR:2008:BC9343

Hoge Raad

Datum uitspraak
30 mei 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
C06/175HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongerechtvaardigde verrijking en hoger beroep in cassatie

In deze zaak, die voor de Hoge Raad is gekomen, zijn de gezamenlijke erfgenamen van wijlen [betrokkene 1] in cassatie gegaan tegen KNP en Stora Feldmühle AG. De zaak heeft een lange voorgeschiedenis die begon met een vonnis van de rechtbank Maastricht op 17 maart 2004, waarin KNP en Feldmühle werden veroordeeld tot betaling aan [betrokkene 1]. Dit vonnis werd door het gerechtshof te 's-Hertogenbosch op 21 februari 2006 vernietigd, waarna de erven [betrokkene 1] cassatie hebben ingesteld. De Hoge Raad heeft in een tussenarrest van 22 december 2006 verstek verleend tegen KNP, maar het gevraagde verstek tegen Feldmühle geweigerd. De Advocaat-Generaal J. Wuisman heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft het beroep uiteindelijk verworpen en de erven [betrokkene 1] in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld. De Hoge Raad oordeelde dat de in de middelen aangevoerde klachten niet tot cassatie konden leiden, en dat verdere motivering niet nodig was omdat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Dit arrest is gewezen op 30 mei 2008 en openbaar uitgesproken door raadsheer E.J. Numann.

Uitspraak

30 mei 2008
Eerste Kamer
Nr. C06/175HR
RM/AG
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
1. [Eiseres 1],
wonende te [woonplaats], Monaco,
2. [Eiser 2],
wonende te [woonplaats],
3. [Eiser 3],
wonende te [woonplaats],
de gezamenlijke erfgenamen van wijlen [betrokkene 1],
EISERS tot cassatie,
advocaat: aanvankelijk mr. A.L.C.M. Oomen, thans mr. P. Garretsen,
t e g e n
BUHRMANN N.V., voorheen de naamloze vennootschap KONINKLIJKE KNP BT,
gevestigd te Amsterdam,
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de erven [betrokkene 1] en KNP.
1. Het geding in voorgaande instanties
De Hoge Raad verwijst voor het daaraan voorafgaande verloop van dit geding tussen de rechtsvoorganger van de erven [betrokkene 1], wijlen [betrokkene 1], als eiser tot cassatie en KNP en Stora Feldmühle AG (hierna: Feldmühle) als verweersters in cassatie naar zijn arrest van 10 april 1998, nr. 16.543, NJ 1998/589.
Bij dat arrest heeft de Hoge Raad het beroep tegen het arrest van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 8 oktober 1996 verworpen.
Hierna is de zaak voortgezet bij de rechtbank Maastricht. Ter voldoening aan het tussenvonnis van de rechtbank van 21 april 1994 hebben partijen een akte genomen. [Betrokkene 1] heeft zijn eis bij die akte gewijzigd.
Bij vonnis van 17 maart 2004 heeft de rechtbank in conventie KNP veroordeeld aan [betrokkene 1] een bedrag van € 40.141,15 te betalen en Feldmühle veroordeeld aan [betrokkene 1] een bedrag van € 38.892,42 te betalen, beide bedragen te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 6 mei 1992. Het gevorderde in reconventie heeft de rechtbank afgewezen.
Tegen dit vonnis hebben KNP en Feldmühle hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De erven [betrokkene 1] hebben incidenteel hoger beroep ingesteld.
Bij arrest van 21 februari 2006 heeft het hof, in het principaal en in het incidenteel appel, het vonnis waarvan beroep vernietigd en, opnieuw rechtdoende, in conventie KNP veroordeeld aan de erven [betrokkene 1] een bedrag te betalen van € 8.129,87, vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van 6 mei 1992, Feldmühle veroordeeld aan de erven [betrokkene 1] een bedrag van € 8.390,90 te betalen, eveneens vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van 6 mei 1992 en het meer of anders gevorderde afgewezen. Het hof heeft voorts het in reconventie gevorderde afgewezen.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het tweede geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof van 21 februari 2006 hebben de erven [betrokkene 1] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Bij tussenarrest van 22 december 2006 heeft de Hoge Raad tegen KNP verstek verleend, ten aanzien van Feldmühle het gevraagde verstek geweigerd en verstaan dat de instantie tegen die partij is geëindigd.
De zaak is voor de erven toegelicht door hun advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Wuisman strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt de erven [betrokkene 1] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van KNP begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. Van Buchem-Spapens, als voorzitter, J.C. van Oven en C.A. Streefkerk, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 30 mei 2008.