ECLI:NL:HR:2008:BC9274

Hoge Raad

Datum uitspraak
11 april 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/00115HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schending van hoor en wederhoor bij verlening van een voorwaardelijke machtiging op basis van het behandelplan

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 april 2008 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de verlening van een voorwaardelijke machtiging op basis van een behandelplan. De officier van justitie in het arrondissement Zwolle had op 24 september 2007 een verzoek ingediend bij de rechtbank tot het verlenen van een voorwaardelijke machtiging voor de duur van twaalf maanden, waarbij een behandelplan was overgelegd. De rechtbank heeft op 4 oktober 2007 de machtiging verleend, maar betrokkene heeft hiertegen cassatie ingesteld. De Hoge Raad oordeelt dat de rechtbank in strijd heeft gehandeld met het beginsel van hoor en wederhoor, zoals vastgelegd in de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (Wet Bopz). Betrokkene had aanvankelijk het behandelplan getekend, maar trok zijn instemming terug tijdens de zitting, omdat hij niet achter bepaalde passages stond. De psychiater had het behandelplan aangepast, maar dit aangepaste plan was niet aan betrokkene voorgelegd voordat de rechtbank haar beslissing nam. De Hoge Raad concludeert dat de rechtbank betrokkene niet in de gelegenheid heeft gesteld om te reageren op het gewijzigde behandelplan, wat een schending van zijn rechten inhoudt. De Hoge Raad vernietigt de beschikking van de rechtbank en verwijst de zaak terug voor verdere behandeling.

Uitspraak

11 april 2008
Eerste Kamer
08/00115HR
RM/TT
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[Verzoeker],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. G.E.M. Later,
t e g e n
DE OFFICIER VAN JUSTITIE IN HET ARRONDISSEMENT ZWOLLE,
gevestigd te Zwolle,
VERWEERDER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als betrokkene en de officier van justitie.
1. Het geding in feitelijke instantie
De officier van justitie in het arrondissement Zwolle heeft op 24 september 2007, onder overlegging van een op 14 september 2007 ondertekende geneeskundige verklaring van een niet bij de behandeling betrokken psychiater en een afschrift van het behandelplan, gedateerd 4 juli 2007, met aan het slot een opgave van de stand van uitvoering per 29 augustus 2007, een verzoek ingediend bij de rechtbank aldaar tot het verlenen van een voorwaardelijke machtiging ten aanzien van betrokkene.
Nadat de rechtbank betrokkene, bijgestaan door zijn advocaat, alsmede de behandelend psychiater op 4 oktober 2007 had gehoord, heeft zij bij beschikking van diezelfde datum de verzochte voorwaardelijke machtiging verleend voor de duur van twaalf maanden.
De beschikking van de rechtbank is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van de rechtbank heeft betrokkene beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De officier van justitie heeft geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer strekt tot vernietiging van de bestreden beschikking en tot verwijzing van de zaak naar de rechtbank ter verdere afdoening.
3. Beoordeling van het middel
3.1 Wat betreft de feiten en het verloop van de procedure bij de rechtbank verwijst de Hoge Raad naar de punten 1.1-1.4 van de conclusie van de Advocaat-Generaal en naar het hiervoor onder 1 overwogene.
3.2 Nadat betrokkene tijdens de mondelinge behandeling van het inleidende verzoek bezwaar had gemaakt tegen het gedeelte in het op 4 juli 2007 gedateerde "behandelplan" - als bedoeld in art. 14a lid 5 Wet Bopz - waarin onder meer was vermeld dat hij verantwoordelijk was voor zijn handelen terwijl hij, naar eigen zeggen, niet wist wat hij deed en hij wel medicatie wilde nemen, is volgens het proces-verbaal van die zitting door de behandelend psychiater meegedeeld dat hij het behandelplan zou aanpassen. Na ontvangst van het aangepaste behandelplan heeft op 4 oktober 2007 de rechtbank, zoals zij op de zitting had aangekondigd, uitspraak gedaan en de machtiging verleend voor de duur van twaalf maanden onder de voorwaarde dat betrokkene zich onder behandeling stelt van de behandelaar "overeenkomstig het overgelegde en aan deze beschikking gehechte behandelingsplan (inclusief voorwaarden) van 4 oktober 2007". Daartoe overwoog zij:
"Hoewel betrokkene aanvankelijk het behandelingsplan wel had getekend, heeft hij ter zitting aangegeven er toch niet achter te staan. Met name heeft hij moeite met bepaalde passages, niet zozeer met de voorwaarden waaraan hij zou moeten voldoen.
De psychiater heeft daarop het behandelingsplan enigszins gewijzigd, maar betrokkene wilde daar toch niet mee instemmen omdat hij de daarin opgenomen diagnose niet erkent. Wel is betrokkene het eens met de therapeutische middelen en voorwaarden, die hij ook heeft gezegd te zullen naleven.
De rechter constateert dat betrokkene met de essentie van het behandelingsplan instemt en de voorwaarden accepteert. Derhalve kan de machtiging worden verleend."
3.3.1 Uit de door de Advocaat-Generaal blijkens diens conclusie onder 1.3 ingewonnen informatie alsmede uit de nadere inlichtingen van de rechtbank die de Hoge Raad op de voet van art. 83 RO heeft gevraagd, komt naar voren dat het door de behandelend psychiater op 4 oktober 2007 met aanpassing van het eerdere behandelplan opgemaakte, aan de beschikking gehechte, behandelplan niet aan betrokkene is voorgelegd en dat de rechtbank, voorafgaande aan haar beslissing, betrokkene of zijn advocaat niet in de gelegenheid heeft gesteld daarop te reageren.
3.3.2 Onderdeel I van het middel klaagt terecht dat de rechtbank aldus heeft gehandeld en beslist in strijd met het bepaalde in art. 8 lid 8 en lid 9 Wet Bopz en het - in deze bepaling neergelegde en mede door art. 5 EVRM gewaarborgde - fundamentele beginsel van hoor en wederhoor heeft geschonden. Dit wordt niet anders doordat, zoals uit de beschikking en het proces-verbaal kan worden afgeleid, betrokkene ter zitting heeft laten blijken in te stemmen met de therapeutische middelen en de voorwaarden van het behandelplan, zoals dat door de psychiater zou worden gewijzigd. Die instemming impliceert immers niet zonder meer dat betrokkene ter zitting ondubbelzinnig afstand heeft gedaan van zijn recht (zelf of door zijn advocaat) kennis te nemen van en te reageren op het nog door de psychiater aan te passen behandelplan, zoals dat door de rechter aan haar beslissing ten grondslag zou worden gelegd. Dit geldt eens te meer nu betrokkene zijn aanvankelijke instemming met het behandelplan van 4 juli 2007 had ingetrokken.
3.4 Nu onderdeel I slaagt, kan de bestreden beschikking niet in stand blijven. Onderdeel II behoeft geen behandeling. Na verwijzing zal opnieuw de toewijsbaarheid van het inleidend verzoek moeten worden beoordeeld.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Zwolle van 4 oktober 2007;
verwijst het geding naar die rechtbank ter verdere behandeling en beslissing.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president J.B. Fleers als voorzitter en de raadsheren E.J. Numann, A. Hammerstein, F.B. Bakels en W.D.H. Asser, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 11 april 2008.