ECLI:NL:HR:2008:BC8978

Hoge Raad

Datum uitspraak
16 mei 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
R07/049HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot verlening van vervangende toestemming voor erkenning van een minderjarige

In deze zaak heeft de moeder, wonende te [woonplaats], cassatie ingesteld tegen de beschikking van het gerechtshof te Amsterdam, waarin de rechtbank Utrecht vervangende toestemming verleende voor de erkenning van de minderjarige dochter door de man. Het verzoekschrift tot vervangende toestemming werd op 22 november 2005 ingediend door de man, die de erkenning van zijn dochter, geboren op [geboortedatum] 2001, wenste. De rechtbank benoemde mr. L. Berghuis-Knijff als bijzonder curator over de minderjarige. De moeder heeft het verzoek bestreden, maar de bijzonder curator heeft zich niet verzet tegen de erkenning.

De rechtbank verleende op 22 maart 2006 de verzochte vervangende toestemming en gelastte de ambtenaar van de burgerlijke stand om de akte van erkenning door de man te doorhalen. De moeder ging in hoger beroep bij het gerechtshof, dat op 7 december 2006 de beschikking van de rechtbank bekrachtigde. Tegen deze beslissing heeft de moeder cassatie ingesteld. De Hoge Raad heeft de klachten in het cassatierekest beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten geen nadere motivering behoeven, aangezien ze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Uiteindelijk heeft de Hoge Raad op 16 mei 2008 het beroep van de moeder verworpen. De uitspraak werd gedaan door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, A. Hammerstein, J.C. van Oven, en openbaar uitgesproken door E.J. Numann.

Uitspraak

16 mei 2008
Eerste Kamer
Rek.nr. R07/049HR
EV/AG
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[De moeder],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKSTER tot cassatie,
advocaat: mr. P. Garretsen,
t e g e n
1. [De man],
wonende te [woonplaats],
2. mr. L. BERGHUIS-KNIJFF, in haar hoedanigheid bijzonder curator over de minderjarige [dochter],
kantoorhoudende te Utrecht,
VERWEERDERS in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de moeder, de man en de bijzonder curator.
1. Het geding in feitelijke instanties
Met een op 22 november 2005 ter griffie van de rechtbank Utrecht ingediend verzoekschrift heeft de man zich gewend tot die rechtbank en verzocht, kort gezegd, vervangende toestemming te verlenen voor de erkenning door hem van de minderjarige [dochter] geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2001.
De rechtbank heeft bij beschikking van 21 december 2005 mr. L. Berghuis-Knijff benoemd tot bijzonder curator over de minderjarige.
De moeder heeft het verzoek bestreden.
De bijzonder curator heeft zich niet tegen de inwilliging van het verzoek verzet.
De rechtbank heeft bij beschikking van 22 maart 2006 de verzochte vervangende toestemming verleend en de ambtenaar van de burgerlijke stand gelast de akte van erkenning van de minderjarige door [betrokkene] door te halen.
Tegen deze beschikking heeft de moeder hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam.
Nadat de Advocaat-Generaal bij het hof had geconcludeerd tot bekrachtiging van de bestreden uitspraak, en de mondelinge behandeling had plaatsgevonden, heeft het hof bij beschikking van 7 december 2006 de beschikking waarvan beroep bekrachtigd.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het hof heeft de moeder beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
Verweerders in cassatie hebben geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, A. Hammerstein en J.C. van Oven, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 16 mei 2008.