ECLI:NL:HR:2008:BC8969

Hoge Raad

Datum uitspraak
30 mei 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
C07/026HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verjaring van vordering tot schadevergoeding en bekendheid van schade

In deze zaak hebben de eisers, bestaande uit vier personen, de Stichting Rechtsbijstand gedagvaard voor de rechtbank Breda op 16 september 2003. Zij vorderden een verklaring voor recht dat de Stichting onrechtmatig jegens hen heeft gehandeld en vroegen om schadevergoeding, nader op te maken bij staat, met rente en kosten. De Stichting heeft de vorderingen bestreden. De rechtbank heeft op 3 november 2004 de vorderingen afgewezen. Hierop hebben de eisers hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch. Het hof heeft op 29 augustus 2006 het vonnis van de rechtbank bekrachtigd. Tegen dit arrest hebben de eisers cassatie ingesteld. De Stichting heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De zaak is voor de Hoge Raad toegelicht door de advocaten van beide partijen, waarbij de Stichting ook werd bijgestaan door mr. R.J. van Galen.

De conclusie van de Advocaat-Generaal D.W.F. Verkade was dat het beroep moest worden verworpen. De Hoge Raad heeft het beroep inderdaad verworpen en de eisers in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld. De kosten aan de zijde van de Stichting zijn begroot op € 367,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten die in het middel zijn aangevoerd niet tot cassatie konden leiden, en dat verdere motivering niet nodig was, gezien artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO).

Uitspraak

30 mei 2008
Eerste Kamer
Nr. C07/026HR
RM/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
1. [Eiser 1],
wonende te [woonplaats],
2. [Eiser 2],
wonende te [woonplaats],
3. [Eiser 3],
wonende te [woonplaats],
4. [Eiser 4],
wonende te [woonplaats],
EISERS tot cassatie,
advocaat: mr. M.L. Kleyn,
t e g e n
STICHTING RECHTSBIJSTAND,
gevestigd te Tilburg,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. P.J.L.J. Duijsens.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] c.s. en de Stichting.
1. Het geding in feitelijke instanties
[Eiser] c.s. hebben bij exploot van 16 september 2003 de Stichting gedagvaard voor de rechtbank Breda en gevorderd, kort gezegd, voor recht te verklaren dat de Stichting onrechtmatig jegens hen heeft gehandeld en de Stichting te veroordelen tot schadevergoeding nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, met rente en kosten.
De Stichting heeft de vorderingen bestreden.
De rechtbank heeft bij vonnis van 3 november 2004 de vorderingen afgewezen.
Tegen dit vonnis hebben [eiser] c.s. hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.
Bij arrest van 29 augustus 2006 heeft het hof het vonnis van de rechtbank bekrachtigd.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof hebben [eiser] c.s. beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Stichting heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten en voor de Stichting mede door mr. R.J. van Galen, advocaat te Amsterdam.
De conclusie van de Advocaat-Generaal D.W.F. Verkade strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] c.s. in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de Stichting begroot op € 367,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren P.C. Kop, als voorzitter, F.B. Bakels en W.D.H. Asser, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 30 mei 2008.