ECLI:NL:HR:2008:BC8969
Hoge Raad
- Cassatie
- P.C. Kop
- F.B. Bakels
- W.D.H. Asser
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
Verjaring van vordering tot schadevergoeding en bekendheid van schade
In deze zaak hebben de eisers, bestaande uit vier personen, de Stichting Rechtsbijstand gedagvaard voor de rechtbank Breda op 16 september 2003. Zij vorderden een verklaring voor recht dat de Stichting onrechtmatig jegens hen heeft gehandeld en vroegen om schadevergoeding, nader op te maken bij staat, met rente en kosten. De Stichting heeft de vorderingen bestreden. De rechtbank heeft op 3 november 2004 de vorderingen afgewezen. Hierop hebben de eisers hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch. Het hof heeft op 29 augustus 2006 het vonnis van de rechtbank bekrachtigd. Tegen dit arrest hebben de eisers cassatie ingesteld. De Stichting heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De zaak is voor de Hoge Raad toegelicht door de advocaten van beide partijen, waarbij de Stichting ook werd bijgestaan door mr. R.J. van Galen.
De conclusie van de Advocaat-Generaal D.W.F. Verkade was dat het beroep moest worden verworpen. De Hoge Raad heeft het beroep inderdaad verworpen en de eisers in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld. De kosten aan de zijde van de Stichting zijn begroot op € 367,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten die in het middel zijn aangevoerd niet tot cassatie konden leiden, en dat verdere motivering niet nodig was, gezien artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO).