ECLI:NL:HR:2008:BC8942
Hoge Raad
- Cassatie
- D.H. Beukenhorst
- O. de Savornin Lohman
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- A. Hammerstein
- C.A. Streefkerk
- W.D.H. Asser
- Rechtspraak.nl
Internationale kinderontvoering en de toepassing van het Haags Verdrag
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 25 april 2008 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende internationale kinderontvoering. De Centrale Autoriteit, optredende voor zichzelf en namens de vader, verzocht om de onmiddellijke terugkeer van de minderjarige naar Australië op basis van het Haags Verdrag inzake de burgerrechtelijke aspecten van internationale kinderontvoering (HKOV). De moeder, die met het kind naar Nederland was verhuisd, bestreed dit verzoek. De rechtbank te Middelburg had de moeder opgedragen het kind terug te brengen, maar het gerechtshof te 's-Gravenhage vernietigde deze beschikking en wees het verzoek van de Centrale Autoriteit af. De Centrale Autoriteit ging in cassatie tegen deze beslissing.
De Hoge Raad oordeelde dat het hof ten onrechte had geoordeeld dat het niet gebonden was aan de uitleg van het buitenlandse recht zoals weergegeven in de verklaring van de Australische Centrale Autoriteit. De Hoge Raad benadrukte dat de rechter van de aangezochte staat zelfstandig moet vaststellen of aan de voorwaarden voor teruggeleiding is voldaan, maar dat de verklaring van de autoriteiten van de staat van herkomst een belangrijk hulpmiddel is. De Hoge Raad vernietigde de beschikking van het hof en verwees de zaak naar het gerechtshof te Amsterdam voor verdere behandeling.
De uitspraak benadrukt de noodzaak voor rechters om zorgvuldig om te gaan met verklaringen van buitenlandse autoriteiten in zaken van internationale kinderontvoering en de rol van het HKOV in dergelijke procedures. De beslissing van de Hoge Raad is van belang voor de rechtspraktijk en de bescherming van kinderen in internationale geschillen.