ECLI:NL:HR:2008:BC8863
Hoge Raad
- Herziening
- G.J.M. Corstens
- B.C. de Savornin Lohman
- J. de Hullu
- Rechtspraak.nl
Herziening van een vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te Breda
Op 8 april 2008 heeft de Hoge Raad der Nederlanden uitspraak gedaan in een zaak betreffende een aanvrage tot herziening van een vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te Breda. De aanvrager, geboren in 1975 en wonende te [woonplaats], was eerder veroordeeld tot een geldboete van vierhonderd euro, subsidiair acht dagen hechtenis, wegens het opzettelijk en wederrechtelijk beschadigen van andermans goed. De aanvrage tot herziening was ingediend op basis van nieuwe feiten die volgens de aanvrager niet tijdens de eerdere rechtszitting aan het licht waren gekomen.
De Hoge Raad heeft de aanvrage beoordeeld aan de hand van de relevante artikelen uit het Wetboek van Strafvordering, met name art. 457 en 459 Sv. De Hoge Raad oordeelde dat de aanvrage niet voldeed aan de vereisten zoals gesteld in deze artikelen. Er waren geen nieuwe feiten of omstandigheden gepresenteerd die het ernstig vermoeden wekten dat, indien deze bekend waren geweest, het onderzoek tot een andere uitkomst zou hebben geleid, zoals vrijspraak of ontslag van rechtsvervolging.
Daarom heeft de Hoge Raad de aanvrage tot herziening niet-ontvankelijk verklaard. Dit arrest is uitgesproken door vice-president G.J.M. Corstens, samen met de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en J. de Hullu, in aanwezigheid van waarnemend griffier H.J.J. Verhoeven.