ECLI:NL:HR:2008:BC8696

Hoge Raad

Datum uitspraak
23 mei 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
C06/351HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot levering van aandelen wegens bevrijdende verjaring

In deze zaak heeft eiser, wonende te [woonplaats], op 8 november 1999 [verweerder], wonende te [woonplaats], gedagvaard voor de rechtbank 's-Hertogenbosch, sector kanton. Eiser vorderde primair de overdracht van 10% van de geplaatste aandelen in twee vennootschappen tegen betaling van ƒ 41.790,-, thans omgerekend € 18.983,63, en daarnaast vergoeding van schade door het uitblijven van dividenduitkeringen vanaf 1999. Subsidiair vorderde eiser de actuele waarde van de aandelen, groot ƒ 7.500.000,- (€ 3.406.969,30), en vergoeding van gederfde dividend. Verweerder heeft de vordering bestreden en een beroep gedaan op bevrijdende verjaring.

De kantonrechter verwierp het beroep op verjaring bij tussenvonnis van 27 januari 2005 en liet eiser toe tot bewijslevering over de overeengekomen prijs van de aandelen. Verweerder ging in hoger beroep bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch, dat op 11 juli 2006 het vonnis van de rechtbank vernietigde en de vordering van eiser afwees. Eiser stelde cassatie in tegen dit arrest.

De Hoge Raad, onder leiding van A.M.J. van Buchem-Spapens, A. Hammerstein en J.C. van Oven, heeft het beroep in cassatie verworpen. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten in de middelen niet tot cassatie konden leiden en dat nadere motivering niet nodig was, gezien artikel 81 RO. Eiser werd veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, begroot op € 367,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. Dit arrest is openbaar uitgesproken op 23 mei 2008.

Uitspraak

23 mei 2008
Eerste Kamer
Nr. C06/351HR
IV/AG
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. P. Garretsen,
t e g e n
[Verweerder],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. M.J. Schenck.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] en [verweerder].
1. Het geding in feitelijke instanties
[Eiser] heeft bij exploot van 8 november 1999 [verweerder] gedagvaard voor de rechtbank 's-Hertogenbosch, sector kanton, en na wijziging van eis gevorderd, kort gezegd,
a. primair overdracht van 10% van de geplaatste aandelen (onbezwaard en niet gecertificeerd) in twee in de dagvaarding genoemde vennootschappen tegen betaling van ƒ 41.790,-, thans omgerekend € 18.983,63, alsmede vergoeding van door eiser geleden schade als gevolg van het uitblijven van dividenduitkeringen vanaf 1999, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
b. subsidiair voor het geval dat levering van de aandelen niet meer mogelijk is, de actuele waarde van de aandelen thans groot ƒ 7.500.000,-(€ 3.406.969,30,), alsmede vergoeding van het sinds 1999 gederfde dividend als voormeld.
[Verweerder] heeft de vordering bestreden en een beroep gedaan op bevrijdende verjaring.
De kantonrechter heeft bij tussenvonnis van 27 januari 2005 het beroep van [verweerder] op verjaring verworpen en voorts [eiser] toegelaten tot bewijslevering voor wat betreft de overeengekomen prijs van de aandelen. Voor het overige heeft de kantonrechter de zaak aangehouden.
Tegen het vonnis van de kantonrechter heeft [verweerder] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.
Bij arrest van 11 juli 2006 heeft het hof het vonnis van de rechtbank vernietigd en de vordering van [eiser] afgewezen.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[Verweerder] heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] begroot op € 367,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, A. Hammerstein en J.C. van Oven, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A. Hammerstein op 23 mei 2008.