ECLI:NL:HR:2008:BC8696
Hoge Raad
- Cassatie
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- A. Hammerstein
- J.C. van Oven
- Rechtspraak.nl
Afwijzing vordering tot levering van aandelen wegens bevrijdende verjaring
In deze zaak heeft eiser, wonende te [woonplaats], op 8 november 1999 [verweerder], wonende te [woonplaats], gedagvaard voor de rechtbank 's-Hertogenbosch, sector kanton. Eiser vorderde primair de overdracht van 10% van de geplaatste aandelen in twee vennootschappen tegen betaling van ƒ 41.790,-, thans omgerekend € 18.983,63, en daarnaast vergoeding van schade door het uitblijven van dividenduitkeringen vanaf 1999. Subsidiair vorderde eiser de actuele waarde van de aandelen, groot ƒ 7.500.000,- (€ 3.406.969,30), en vergoeding van gederfde dividend. Verweerder heeft de vordering bestreden en een beroep gedaan op bevrijdende verjaring.
De kantonrechter verwierp het beroep op verjaring bij tussenvonnis van 27 januari 2005 en liet eiser toe tot bewijslevering over de overeengekomen prijs van de aandelen. Verweerder ging in hoger beroep bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch, dat op 11 juli 2006 het vonnis van de rechtbank vernietigde en de vordering van eiser afwees. Eiser stelde cassatie in tegen dit arrest.
De Hoge Raad, onder leiding van A.M.J. van Buchem-Spapens, A. Hammerstein en J.C. van Oven, heeft het beroep in cassatie verworpen. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten in de middelen niet tot cassatie konden leiden en dat nadere motivering niet nodig was, gezien artikel 81 RO. Eiser werd veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, begroot op € 367,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. Dit arrest is openbaar uitgesproken op 23 mei 2008.