ECLI:NL:HR:2008:BC8692
Hoge Raad
- Cassatie
- P.C. Kop
- O. de Savornin Lohman
- W.D.H. Asser
- A. Hammerstein
- Rechtspraak.nl
Bewijswaardering in hoger beroep en motivering bij afwijkende getuigenbewijswaardering
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van [eiser] tegen de curatoren van Westward Insurance Company N.V. De curatoren hebben [eiser] gedagvaard voor de rechtbank te Arnhem, waarbij zij vorderden dat [eiser] zou worden veroordeeld tot betaling van een bedrag van ƒ 600.000,--, zijnde € 272.280,--, te vermeerderen met de wettelijke rente. De rechtbank heeft de vordering afgewezen na getuigenverhoren en tussenvonnissen. De curatoren hebben vervolgens hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Arnhem. Het hof heeft de curatoren in hun hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard en later het vonnis van de rechtbank vernietigd, waarbij [eiser] werd veroordeeld tot betaling aan de curatoren. Tegen deze arresten heeft [eiser] cassatie ingesteld. De Hoge Raad heeft het cassatieberoep verworpen, waarbij de klachten in de middelen niet tot cassatie konden leiden. De Hoge Raad oordeelde dat de aangevoerde klachten geen nadere motivering behoefden, omdat zij niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft [eiser] ook in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld.