3.3. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman van de verdachte het woord gevoerd overeenkomstig de door hem overgelegde pleitnotities die - voor zover voor de beoordeling van het middel van belang - het volgende inhouden:
"440170-03 - handel in hennep van 1 augustus 2002 t/m 22 januari 2003
Uitgangspunt voor mijn pleidooi is dat mijn cliënt inderdaad met anderen gebruikershoeveelheden hennep - dus geen hashish - heeft verkocht aan personen. De eerste vraag die ik aan de orde zou willen stellen is of deze verkopen plaatsvonden in het kader van een beroep of bedrijf. In dat kader ben ik in de wetsgeschiedenis gedoken om te bekijken wat in art. 11 OW met beroep of bedrijf bedoeld wordt, maar daar kwam ik weinig verder mee. Ik zal daarom logisch redeneren waarom naar mijn idee geen sprake is van een beroep of bedrijf.
1. Stelselmatig is niet gelijk aan beroeps-/ bedrijfsmatig handelen
In de eerste plaats voer ik aan dat de verschillende strafwetten vaak het woord stelselmatig vermelden. In art. 11 van de Opiumwet staat dit niet. Dus ook al zou mijn cliënt stelselmatig 5 keer per dag hennep verkopen, dan hoeft dit niet zonder meer te betekenen dat hij dit doet in het kader van een beroep of bedrijf.
Klaarblijkelijk heeft de wetgever een drempel willen opwerpen, want stelselmatige handel is doorgaans makkelijker te bewijzen. De Politierechter stelt stelselmatige verkoop in zijn vonnis m.i. ten onrechte gelijk aan beroeps-/bedrijfsmatige verkoop.
2. het aantal klanten.
De postactie van 13 september 2002, 's middags heeft weinig succes. Er zijn geen mensen afgevangen, terwijl ik bovendien niet of nauwelijks een patroon kan ontwaren van aanloop in verband met eventuele wietverkoop.
Op p. 52 staat dat er op 17 september 2002 is gepost. Een summier pv. Ik begrijp dat er gedurende zo'n 3,5 uur 3 jongeren zijn afgevangen met wiet op zak. De woning zou vaker zijn bezocht, maar concrete gegevens over uiterlijk en hoe lang ze binnen zijn geweest ontbreken. Dat is niet onbelangrijk, omdat mijn cliënt, zijn broer en zus misschien wel zijn gezien. Ik hou het erop dat de woning concreet door 3 personen is bezocht die middag.
p. 41 pv, 9 januari 2003 gedurende 3 uur en 25 minuten, voornamelijk 's middags. Lastig te beoordelen of het klanten zijn. Gezien de waarnemingen vind ik het echter onwaarschijnlijk als er vaker dan 4-maal is aangebeld om wiet te kopen, en wellicht is het minder dan 4-maal geweest.
Ook op 22 januari 2003 (p. 54) is er gepost. Vanaf ongeveer 11 uur tot bijna 16 uur is de woning door een aantal jongeren bezocht, enkelen zijn afgevangen met wiet, dat zij naar hun zeggen in de woning van cliënt hebben gekocht. Ik tel bij deze observatie actie ongeveer 11 bezoeken die te maken zouden kunnen hebben met de handel in wiet.
De Politierechter stelt in zijn vonnis vast dat het een komen en gaan was bij de woning van mijn cliënt. Op 22 januari was dat zo, maar op de andere dagen waarop gepost is, is de aanloop m.i. nihil tot summier geweest.
De moeder van cliënt heeft het over 8 personen per dag (p. 80). Gezien de observatierapporten zouden het er wel eens minder kunnen zijn geweest.
3. de opbrengst
Volgens de politie bedraagt de opbrengst € 1.200,00 over een halfjaar tijd. Dit is € 200,00 per maand. Als ik kijk naar de omzet, dus de opbrengst zonder de kosten, dan is de halfjaaromzet € 2.000,00; de jaaromzet zou dan € 4.000,00 zijn.
4. Tijdsbesteding
Naast de al genoemde omstandigheden zou ik nog kunnen noemen dat de tijd die naar mijn inschatting gemoeid zal zijn met 8 klanten per dag - waarschijnlijk zijn het er minder - gemiddeld misschien een half uur per dag is.
5. bestedingsdoel
Mijn cliënt stelt dat hij handelt om te voorzien in eigen gebruik: hij gebruikt cocaïne. M.i. is dan ook sprake van overdracht tegen iets meer dan de kostprijs tussen gebruikers.
Als ik dan alle door mij genoemde omstandigheden in aanmerking neem, dan zie ik dat mijn cliënt per dag hooguit een half uurtje bezig is en dat hij hiermee € 200,00 per maand heeft verdiend. Het doet gekunsteld aan om dat een beroep of bedrijf te noemen. Iemand die in de avonduren en in de weekenden wat bijklust, verdient nog meer. Misschien is er sprake van stelselmatig handelen, maar een beroep of bedrijf is het zeker niet. In eerste aanleg noemde ik het al hobbyisme, en daar blijf ik bij. Mijn cliënt verdiende een (weliswaar verboden) zakcentje.
Ik meen dus dat beroep/bedrijf niet bewezen kan worden verklaard. De volgende vraag is dan of het restant van de tenlastelegging voldoende is voor een bewezenverklaring en strafoplegging. Zoals ik in eerste aanleg al heb betoogd, kom ik in de knel."