De verklaring van de tweelingbroer van de aanvrager, [betrokkene 1], neergelegd in proces-verbaal nr. PL2332/06-021046 van 5 juli 2007, houdt - voor zover hier van belang - in:
"Opmerking verbalisant:
Dit verhoor wordt afgenomen middels vraag en antwoord. Daar waar een V: voor de tekst staat is dit een vraag of opmerking van de verbalisant (en). Daar waar een A: voor de tekst staat is dit het antwoord of de spontane opmerking van de verdachte.
V: Door uw broer [aanvrager] is aangifte gedaan van valsheid in geschrifte waarbij een personenauto door u op zijn naam zou zijn gezet. U heeft reeds verklaard dat u dat gedaan hebt.
V: Op welke wijze heeft u de personenauto op de naam van uw broer kunnen zetten.
A: Om welke auto gaat het ook alweer.
V: Het was een blauwe Ford Escort [AA-00-BB]
A: Die heb ik samen met mijn broer [aanvrager] gekocht.
V: Voor wie was die auto dan.
A: Ik denk dat die auto voor mijn broer
[aanvrager] was. Hoe zat dat ook alweer.
V: Ik heb in een faillissement gezeten. Mijn woning is toen openbaar verkocht. Ik was toen bezig met het rond krijgen van een nieuwe hypotheek. Het is toen fout gelopen. Door samenloop van omstandigheden is het fout gegaan.
A: Wie heeft de auto dan op de naam van [aanvrager] gezet.
A: Dat zou hij gedaan kunnen hebben dat zou ik gedaan kunnen hebben. Ik weet het bij god niet meer.
V: Heeft u ooit een legitimatiebewijs van uw broer gebruikt.
A: Nee dat kan ik mij niet herinneren.
V: Uit de gegevens van RDW is die betreffende personenauto op naam gezet met het rijbewijs van uw broer [aanvrager]. Heeft u het rijbewijs van uw broer gepakt om dat te doen.
A: Dat durf ik u niet te zeggen.
V: Heeft uw broer [aanvrager] u gevraagd om te zeggen dat u de auto gekocht heeft om zo onder een ontzegging besturen motorrijtuigen van 4 maanden uit te komen.
A Nee dat heeft hij niet gedaan. Ik heb dat zelf voorgeslagen omdat het mijn fout was.
V: Wat is dan uw fout als uw broer de auto koopt is het toch zijn verantwoordelijkheid om aan de verplichtingen to voldoen.
A: Ik of mijn vriendin reed in die auto. Het is mijn fout geweest met de verzekering.
V: Hoe is dat gegaan.
A: Ik zorgde voor die dingen, de verzekering enz. Ik voerde het hele huisgebeuren en alles. Ik heb mijn broer gezegd dat ik de auto liet verzekeren. Dat is toen fout gelopen.
V: Wie heeft die auto gekocht.
A: Die auto heb ik zelf betaald.
V: Waarom staat die auto dan op naam van uw broer [aanvrager].
A: Om die auto buiten het faillissement te houden.
V: Hoe komt die auto dan op naam van uw broer.
A: Mijn broer wist daarvan.
V: Waarom zegt uw broer nu dat hij daar niets van wist.
A: Geen idee
V: Bent u met het rijbewijs van uw broer naar het overschrijvingspunt gegaan en hebt die auto op naam van uw broer gezet, eventueel zonder of met medeweten van uw broer.
A: Dat durf ik u niet te zeggen. Het is in elk geval met medeweten van mijn broer geweest.
V: Hoe bent u aan het rijbewijs van uw broer [aanvrager] gekomen.
A: Ik heb hem het rijbewijs gevraagd. Voor mij is het vrij simpel hij wist ervan.
V: Hebt u die auto op zijn naam gezet of heeft hij dat zelf gedaan en u de auto ter beschikking gesteld.
A: Dat weet ik niet meer, maar ik zal geen auto op naam van mijn broer [aanvrager] zetten zonder dat hij daarvan afweet.
V: Heeft u het rijbewijs van uw broer zonder medeweten van hem gepakt en daarmee de auto op naam gezet. Uw broer verklaart dat u het rijbewijs mogelijk op een avond uit zijn werktas heeft gehaald.
A: Ik kan mij niet herinneren dat ik het rijbewijs heb gepakt zonder dat mijn broer [aanvrager] daarvan afwist.
V: Heeft u valsheid in geschrifte gepleegd door zonder medeweten van uw broer die personenauto met zijn rijbewijs op naam te zetten.
A: Nee dat heb ik niet gedaan. Mijn broer [aanvrager] wist dat de auto op zijn naam stond. Ik ben alleen vergeten de verzekering te betalen.
V: Hebt u de handtekening van uw broer vervalst om de auto op zijn naam te kunnen zetten.
A: Dat zou kennen, maar ik kan mij dat niet voorstellen.
V: Bent u alleen naar het overschrijvingspunt gegaan of is uw broer met u mee geweest.
A: Dat durf ik u niet te zeggen. Ik was toentertijd met zoveel zaken bezig.
V: Uw broer doet aangifte tegen u. Ik kan mij dan voorstellen dat u zich dan de gang van zaken probeert te herinneren.
A: Er was in die tijd zoveel aan de hand. Mij interesseerde het allemaal niet meer in die tijd.
Ik heb mijn broer voorgesteld om de boete te betalen en dat hij op zijn werk dan gedurende de vier maanden dat hij niet mocht rijden in de garage ging werken.
Dit wilde mijn broer [aanvrager] en [betrokkene 2] niet. Ze wilden er perse mee doorgaan.
V: Voelt u zich verantwoordelijk voor wat er nu gebeurd is en zo ja waarvoor dan.
A: Ik voel mij verantwoordelijk omdat ik de verzekering niet heb betaald. Voor het op naam zetten van de personenauto voel ik mij niet verantwoordelijk. Dat is zeker niet zonder medeweten van mijn broer gebeurd."