ECLI:NL:HR:2008:BC8590

Hoge Raad

Datum uitspraak
1 april 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07/12873 U
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitlevering aan de Verenigde Staten in verband met zedenmisdrijven en de beoordeling van het strafdossier

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 1 april 2008 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beslissing van de Rechtbank te Breda van 25 oktober 2007. Het betreft een verzoek tot uitlevering van een opgeëiste persoon aan de Verenigde Staten van Amerika, in verband met beschuldigingen van zedenmisdrijven. De opgeëiste persoon, geboren in 1959 en woonachtig in Nederland, heeft beroep ingesteld tegen de uitlevering. De verdediging, vertegenwoordigd door advocaat mr. A.M.C.J. Baaijens, heeft middelen van cassatie ingediend, die tijdens het pleidooi zijn toegelicht. De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep, waarbij hij de compleetheid van het strafdossier en het vermoeden van schuld aan de orde heeft gesteld. De Hoge Raad heeft kennisgenomen van het schriftelijk commentaar van de raadsman op de conclusie van de Advocaat-Generaal. Na beoordeling van de ingediende middelen heeft de Hoge Raad geoordeeld dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelt dat er geen rechtsvragen zijn die in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling beantwoord moeten worden. De slotsom is dat het beroep wordt verworpen, zonder dat er grond is voor vernietiging van de bestreden uitspraak. Het arrest is uitgesproken door de vice-president F.H. Koster en de overige rechters in aanwezigheid van de griffier S.P. Bakker.

Uitspraak

1 april 2008
Strafkamer
nr. 07/12873 U
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een uitspraak van de Rechtbank te Breda van 25 oktober 2007, nummer IRC 2006041539, op een verzoek van de Verenigde Staten van Amerika tot uitlevering van:
[de opgeëiste persoon], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1959, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
1.1. Het beroep is ingesteld door de opgeëiste persoon. Namens deze heeft mr. A.M.C.J. Baaijens, advocaat te Utrecht, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. De middelen zijn bij pleidooi toegelicht.
De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
1.2. De Hoge Raad heeft kennisgenomen van het schriftelijk commentaar van de raadsman op de conclusie van de Advocaat-Generaal.
2. Beoordeling van de middelen
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dat behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3. Slotsom
Nu geen van de middelen tot cassatie kan leiden, terwijl de Hoge Raad ook geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, moet het beroep worden verworpen.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren A.J.A. van Dorst, B.C. de Savornin Lohman, W.A.M. van Schendel en H.A.G. Splinter-van Kan, in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, en uitgesproken op 1 april 2008.