ECLI:NL:HR:2008:BC8416

Hoge Raad

Datum uitspraak
16 mei 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
C06/342HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Faillissementsrecht en kennelijk onbehoorlijke taakvervulling van bestuurders in cassatie

In deze zaak gaat het om een cassatieprocedure die is ingesteld door [eiser] tegen de curator in de faillissementen van verschillende vennootschappen, waaronder Advideo Benelux B.V. en Vid-Films B.V. De curator had [eiser] gedagvaard voor de rechtbank te Amsterdam, waarbij hij vorderingen had ingesteld tot betaling van bedragen die voortvloeiden uit de faillissementen van de Advideo-groep. De rechtbank heeft [eiser] bij eindvonnis van 5 juni 2002 veroordeeld tot betaling van een aanzienlijk bedrag, dat door de curator was gevorderd. [Eiser] heeft tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam, dat op 8 juni 2006 het vonnis gedeeltelijk heeft vernietigd, maar het merendeel van de vorderingen heeft bekrachtigd.

Tegen het arrest van het hof heeft [eiser] cassatie ingesteld. De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten die in de cassatieprocedure zijn aangevoerd, niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad heeft daarbij verwezen naar artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, waaruit blijkt dat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en [eiser] veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op een totaalbedrag van € 8.105,34.

Dit arrest is gewezen door de vice-president D.H. Beukenhorst als voorzitter en de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, E.J. Numann, A. Hammerstein en F.B. Bakels, en is openbaar uitgesproken op 16 mei 2008.

Uitspraak

16 mei 2008
Eerste Kamer
Nr. C06/342HR
RM/AG
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. J. Groen,
t e g e n
Mr. Antonie VAN HEES, kantoorhoudende te Amsterdam, in zijn hoedanigheid van curator in de faillissementen van Advideo Benelux B.V., Addistri Nederland B.V., Adsales Nederland B.V., Stichting Administratiekantoor Irevo Holding, Vid-Films B.V., Ad Trade Nederland B.V.,
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. K.G.W. van Oven.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] en de curator.
1. Het geding in feitelijke instanties
De curator heeft bij exploot van 25 februari 1994 [eiser] gedagvaard voor de rechtbank te Amsterdam.
Na wijziging van eis heeft de curator gevorderd [eiser] te veroordelen tot betaling van een bedrag gelijk aan het tekort in de faillissementen van Advideo Benelux B.V., Addistri Nederland B.V., Adsales Nederland B.V., Stichting Administratiekantoor Irevo Holding, Vid-Films B.V., Ad Trade Nederland B.V. (hierna gezamenlijk te noemen: de Advideo-groep) en tot betaling van ƒ 510.780,80 (€ 231.782,22) en ƒ 198.487,66 (€ 90.074,31), te vermeerderen met wettelijke rente.
[Eiser] heeft de vordering bestreden.
De rechtbank heeft, na bij tussenvonnis van 16 februari 2000 [eiser] tot bewijslevering te hebben toegelaten, bij eindvonnis van 5 juni 2002 [eiser] veroordeeld, (a) tot betaling aan de curator van het bedrag van de schulden in het faillissement van de Advideo-groep voor zover deze niet door vereffening van de overige baten kunnen worden voldaan, op te maken bij staat, en te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 2 juli 1997, alsmede (b) tot betaling van € 231.782,22, te vermeerderen met wettelijke rente. Het meer of anders gevorderde heeft de rechtbank afgewezen.
Tegen beide vonnissen heeft [eiser] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam.
Bij arrest van 8 juni 2006 heeft het hof het vonnis van de rechtbank van 5 juni 2002 vernietigd, doch slechts voor zover [eiser] daarin is veroordeeld tot betaling aan de curator van het bedrag van de schulden in het faillissement van Vid-Films. Voor het overige heeft het hof de vonnissen waarvan beroep bekrachtigd.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De curator heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor [eiser] toegelicht door zijn advocaat en voor de curator door mr. H.N. Schelhaas, advocaat te Amsterdam.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman strekt tot verwerping van het beroep.
De advocaat van [eiser] heeft bij brief van 10 april 2008 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de curator begroot op € 5905,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president D.H. Beukenhorst als voorzitter en de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, E.J. Numann, A. Hammerstein en F.B. Bakels, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 16 mei 2008.