ECLI:NL:HR:2008:BC8157
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- A.J.A. van Dorst
- W.M.E. Thomassen
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van klaagster in cassatieberoep betreffende teruggave van vierteenlandschildpadden
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 1 april 2008 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een cassatieberoep van klaagster, die zich richtte tegen een beschikking van de Rechtbank te Dordrecht. De Rechtbank had op 15 november 2006 het klaagschrift van klaagster, dat strekte tot teruggave van vijf vierteenlandschildpadden, ongegrond verklaard. Klaagster had beroep ingesteld tegen deze beschikking, maar de waarnemend Advocaat-Generaal Bleichrodt concludeerde tot niet-ontvankelijkverklaring van klaagster in haar cassatieberoep.
De Hoge Raad overwoog dat uit door de waarnemend Advocaat-Generaal ingewonnen inlichtingen bleek dat de Economische Politierechter in de Rechtbank te Dordrecht bij onherroepelijk geworden vonnis van 22 augustus 2007 de teruggave van de vierteenlandschildpadden aan klaagster had gelast. Dit betekende dat klaagster geen belang meer had bij haar beroep tegen de eerdere beschikking van de Rechtbank, waardoor zij niet-ontvankelijk moest worden verklaard in haar cassatieberoep.
De Hoge Raad heeft de klaagster dan ook niet-ontvankelijk verklaard in haar beroep, waarmee de eerdere beslissing van de Rechtbank in stand bleef. Deze uitspraak benadrukt het belang van ontvankelijkheid in cassatieprocedures en de gevolgen van eerdere vonnissen voor de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan.