ECLI:NL:HR:2008:BC8157

Hoge Raad

Datum uitspraak
1 april 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
00538/07 B
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • F.H. Koster
  • A.J.A. van Dorst
  • W.M.E. Thomassen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van klaagster in cassatieberoep betreffende teruggave van vierteenlandschildpadden

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 1 april 2008 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een cassatieberoep van klaagster, die zich richtte tegen een beschikking van de Rechtbank te Dordrecht. De Rechtbank had op 15 november 2006 het klaagschrift van klaagster, dat strekte tot teruggave van vijf vierteenlandschildpadden, ongegrond verklaard. Klaagster had beroep ingesteld tegen deze beschikking, maar de waarnemend Advocaat-Generaal Bleichrodt concludeerde tot niet-ontvankelijkverklaring van klaagster in haar cassatieberoep.

De Hoge Raad overwoog dat uit door de waarnemend Advocaat-Generaal ingewonnen inlichtingen bleek dat de Economische Politierechter in de Rechtbank te Dordrecht bij onherroepelijk geworden vonnis van 22 augustus 2007 de teruggave van de vierteenlandschildpadden aan klaagster had gelast. Dit betekende dat klaagster geen belang meer had bij haar beroep tegen de eerdere beschikking van de Rechtbank, waardoor zij niet-ontvankelijk moest worden verklaard in haar cassatieberoep.

De Hoge Raad heeft de klaagster dan ook niet-ontvankelijk verklaard in haar beroep, waarmee de eerdere beslissing van de Rechtbank in stand bleef. Deze uitspraak benadrukt het belang van ontvankelijkheid in cassatieprocedures en de gevolgen van eerdere vonnissen voor de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan.

Uitspraak

1 april 2008
Strafkamer
nr. S 00538/07 B
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de Rechtbank te Dordrecht van 15 november 2006, nummer 06/248, op een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend door:
[klaagster], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1966, wonende te [woonplaats].
1. De bestreden beschikking
De Rechtbank heeft ongegrond verklaard het door klaagster ingediende beklag strekkende tot teruggave aan haar van de in bovenstaande beschikking omschreven dieren.
2. Geding in cassatie
Het beroep - dat blijkens de cassatieschriftuur uitsluitend is gericht tegen de ongegrondverklaring van het beklag met betrekking tot vijf vierteenlandschildpadden - is ingesteld door de klaagster. Namens deze heeft mr. J.F. van Duin, advocaat te Ridderkerk, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld.
De waarnemend Advocaat-Generaal Bleichrodt heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de klaagster in haar cassatieberoep.
3. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
3.1. De Rechtbank heeft bij beschikking van 15 november 2006 het klaagschrift strekkende tot teruggave aan de klaagster van vijf vierteenlandschildpadden ongegrond verklaard.
3.2. Uit door de waarnemend Advocaat-Generaal ingewonnen inlichtingen blijkt dat de Economische Politierechter in de Rechtbank te Dordrecht bij onherroepelijk geworden vonnis van 22 augustus 2007 de teruggave heeft gelast van bedoelde vierteenlandschildpadden aan de klaagster. Dit betekent dat de klaagster geen belang meer heeft bij haar beroep tegen de beschikking van de Rechtbank, zodat zij daarin niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
4. Beslissing
De Hoge Raad verklaart de klaagster niet-ontvankelijk in het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren A.J.A. van Dorst en W.M.E. Thomassen, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, in raadkamer en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 1 april 2008.