ECLI:NL:HR:2008:BC8127

Hoge Raad

Datum uitspraak
27 mei 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07/10518
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • F.H. Koster
  • J.W. Ilsink
  • W.M.E. Thomassen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de bewezenverklaring van openlijk in vereniging geweld plegen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 27 mei 2008 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte was veroordeeld voor openlijk in vereniging geweld plegen tegen een slachtoffer op 28 augustus 2005 te Zandvoort. De Hoge Raad oordeelde dat de bewezenverklaring van het geweld 'in vereniging' niet voldoende was gemotiveerd. De enkele omstandigheid dat een medeverdachte onherroepelijk was veroordeeld, bood geen voldoende basis voor de conclusie dat de verdachte ook in vereniging had gehandeld. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak, maar alleen voor wat betreft de beslissingen over het onder 3 tenlastegelegde feit en de strafoplegging. De zaak werd terugverwezen naar het Gerechtshof te Amsterdam voor herbeoordeling van het hoger beroep. De Hoge Raad verwerpt het beroep voor het overige. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige motivering van de bewezenverklaring in strafzaken, vooral wanneer het gaat om de vraag of er sprake is van geweld 'in vereniging'.

Uitspraak

27 mei 2008
Strafkamer
nr. 07/10518
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 8 mei 2007, nummer 23/000056-06, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1987, ten tijde van de betekening van de aanzegging gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting "Midden Holland" te Haarlem.
1. De bestreden uitspraak
Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Rechtbank te Haarlem van 20 december 2005, voor zover aan 's Hofs oordeel onderworpen - de verdachte ter zake van 1. "poging tot doodslag" en 3. en 4. telkens opleverende "openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen, meermalen gepleegd" veroordeeld tot 42 maanden gevangenisstraf en de vordering tot tenuitvoerlegging, onder verlenging van de proeftijd met één jaar, afgewezen. Voorts heeft het Hof de vorderingen van de benadeelde partijen toegewezen en aan de verdachte betalingsverplichtingen opgelegd een en ander zoals in het arrest vermeld.
2. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. N.H. Fridsma, advocaat te Haarlem, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad het bestreden arrest zal vernietigen en de zaak zal terugwijzen naar het Gerechtshof te Amsterdam, teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden beoordeeld en afgedaan.
3. Beoordeling van het middel
3.1. Het middel behelst de klacht dat de bewezenverklaring van het onder 3 tenlastegelegde feit niet naar de eis der wet met redenen is omkleed, nu uit de gebezigde bewijsmiddelen niet kan worden afgeleid dat het geweld "in vereniging" is gepleegd.
3.2. Ten laste van de verdachte is onder 3 bewezenverklaard dat:
"hij op 28 augustus 2005 te Zandvoort met een ander op de openbare weg, de Haltestraat, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer], welk geweld bestond uit het met kracht meermalen
- op en/of tegen het lichaam van [slachtoffer] slaan en schoppen en
- een knietje geven tegen het (boven)lichaam van [slachtoffer]."
3.3. Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
a. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [slachtoffer]:
"Op 28 augustus 2005 omstreeks 4.25 uur liep ik alleen over de Haltestraat in de richting van de Zeestraat te Zandvoort. Ik hoorde opeens stemmen achter me. Ik zag drie mannen staan. Eén van de mannen kwam op me aflopen. Opeens voelde ik op verschillende plaatsen op mijn lichaam pijn. Aan hetgeen ik nu voel ben ik geraakt op mijn rug, linkerzijde en op mijn linkeroog. Ik heb om me te verweren mijn armen voor mijn hoofd gehouden en op een zeker moment ben ik zelfs op een auto terecht gekomen. Ik herinner me dat de klappen heel snel gegeven werden en toen ik op de auto lag pakte hij mijn hoofd beet en gaf me hoog op mijn lichaam enkele stoten met zijn knie."
b. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [getuige 1]:
"Ik woon in de [a-straat 1] te [plaats] en werd op zondagochtend 28 augustus 2005 - ik denk rond 5 uur - wakker van geschreeuw op straat. Ik keek naar buiten en hoorde een man om hulp roepen. Ik zag op dat moment een man van ongeveer 25 à 30 jaar staan tussen de auto's. Deze jongen kreeg klappen van een andere grotere jongen. Op het moment dat ik dit zag, zag ik ook twee andere jongens lopen op de straat. Ik zag dat deze jongens aan de overkant liepen, verder de Haltestraat in. Ik hoorde die twee roepen: kom nou mee. De jongen die de klappen uitdeelde trok een kort sprintje en voegde zich bij die twee. Alle drie de jongens liepen vervolgens met elkaar verder door de Haltestraat in de richting van het spoor."
c. een proces-verbaal van de Raadsheer-Commissaris, voor zover inhoudende als verklaring van [betrokkene 1]:
"[Betrokkene 2], [verdachte], [betrokkene 3] en ik gingen de bewuste avond weg uit Shooters rond drie à vier uur 's nachts. [verdachte] kreeg ruzie met een man die alleen op straat liep. Die man van wie ik later hoorde dat hij [slachtoffer] heette, deed niets. [Verdachte] had inderdaad gezegd zoals ik had verklaard: "Wil je even lachen". Ik zei iets van: "Doe even normaal". Ik zag dat [verdachte] de eerste klap of duw aan [slachtoffer] gaf."
d. een proces-verbaal van de Raadsheer-Commissaris, voor zover inhoudende als verklaring van [betrokkene 3]:
"Op de avond van 27 augustus 2005 kwamen [betrokkene 2] en [verdachte] in de woonwagen. [verdachte] en [betrokkene 2] zijn naar Shooters gegaan. Tegen drie uur 's nachts ben ik [betrokkene 2] gaan zoeken. Ik vond hem in Shooters. Wij zijn daar een tijdje gebleven en toen ben ik met [verdachte], [betrokkene 1] en [betrokkene 2] weggegaan. Onderweg naar de woonwagen kwamen wij een man tegen die net afscheid nam van twee andere mensen. [Verdachte] zei toen: "Willen jullie even lachen?". [Verdachte] liep op die man af en begon op hem in te slaan. [Verdachte] deed dat zonder enige aanleiding. Ik dacht toen: "Dit is foute boel, ik moet hier weg". Ik ging weg en was eerder dan de andere drie terug in de woonwagen."
3.4. Voorts heeft het Hof onder het hoofd "nadere bewijsoverwegingen", voor zover voor de beoordeling van het middel van belang, het volgende overwogen:
"Ten aanzien van het onder 3 bewezengeachte
[Betrokkene 2] is voor zijn aandeel in de openlijke geweldpleging reeds onherroepelijk veroordeeld. Het hof gaat er, met name gelet op de verschillende elkaar op essentiële punten bevestigende verklaringen afgelegd door de getuigen [betrokkene 3] en [betrokkene 1] ten overstaan van de politie en de raadsheer-commissaris, vanuit dat ook de verdachte een aandeel heeft gehad in het jegens [slachtoffer] toegepaste geweld."
3.5. Uit de gebezigde bewijsmiddelen kan niet worden afgeleid dat de verdachte, zoals is bewezenverklaard, het geweld "in vereniging" heeft gepleegd. De bewezenverklaring van feit 3 is dus ontoereikend gemotiveerd. Anders dan het Hof kennelijk heeft geoordeeld komt in dat opzicht aan de enkele omstandigheid dat een ander dan de verdachte "voor zijn aandeel in de openlijke geweldpleging" onherroepelijk is veroordeeld, geen redengevende kracht toe.
3.6. Het middel slaagt.
4. Slotsom
Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde feit en de strafoplegging;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te Amsterdam, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren J.W. Ilsink en W.M.E. Thomassen, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 27 mei 2008.