ECLI:NL:HR:2008:BC8100

Hoge Raad

Datum uitspraak
6 juni 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
C06/341HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg van agentuurovereenkomst en provisiebetalingen tussen reisorganisatie en luchtvaartmaatschappij

In deze zaak heeft Airtrade Holding B.V. een rechtszaak aangespannen tegen de luchtvaartmaatschappij Iberia, waarbij zij vorderingen heeft ingesteld tot betaling van een provisie van € 664.122,-- over het jaar 2001. De zaak draait om de uitleg van een agentuurovereenkomst en de bijbehorende commerciële afspraken tussen partijen. Airtrade heeft Iberia gedagvaard op 26 november 2002, waarna de kantonrechter op 26 november 2003 de vorderingen van Airtrade heeft afgewezen. Airtrade heeft vervolgens hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam, dat op 8 juni 2006 het vonnis van de kantonrechter heeft bekrachtigd. Hierop heeft Airtrade cassatie ingesteld bij de Hoge Raad, terwijl Iberia voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep heeft ingesteld.

De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat de agentuurovereenkomst tussen Iberia en Airtrade wordt beheerst door de IATA Passenger Sales Agency Agreements. De Hoge Raad oordeelt dat de commerciële overeenkomst van 27 april 2000 tijdelijke prijsafspraken bevatte die enkel voor het jaar 2000 golden en dat er geen verlenging heeft plaatsgevonden. Hierdoor was Iberia vrij om na afloop van deze overeenkomst terug te vallen op de basisprovisie-afspraken van de IATA overeenkomst.

De Hoge Raad heeft het principale beroep van Airtrade verworpen en hen veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van Iberia zijn begroot op € 5.905,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. De uitspraak is gedaan op 6 juni 2008 door een meervoudige kamer onder leiding van vice-president J.B. Fleers.

Uitspraak

6 juni 2008
Eerste Kamer
Nr. C06/341HR
IV/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
AIRTRADE HOLDING B.V.,
gevestigd te Haarlem,
EISERES tot cassatie, verweerster in het voorwaardelijk incidentele cassatieberoep,
advocaat: mr. P.J.M. von Schmidt auf Altenstadt,
t e g e n
SOCIEDAD ANONIMA IBERIA LINEAS AEREAS DE ESPAÑA,
gevestigd te Madrid, Spanje,
tevens kantoorhoudende te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer,
VERWEERSTER in cassatie, eiseres in het voorwaardelijk incidentele cassatieberoep,
advocaat: mr. M.V. Polak.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als Airtrade en Iberia.
1. Het geding in feitelijke instanties
Airtrade heeft bij exploot van 26 november 2002 Iberia gedagvaard voor de rechtbank Haarlem, sector kanton, en (na vermeerdering van eis) gevorderd, kort gezegd, Iberia te veroordelen om (i) aan Airtrade te betalen een bedrag van € 664.122,-- en (ii) zolang de agentuurovereenkomst doorloopt en Iberia met de nakoming daarvan in gebreke blijft, met Airtrade af te rekenen conform het model als voor het jaar 2000 gehanteerd, een en ander met rente en kosten.
Iberia heeft de vorderingen gemotiveerd bestreden.
De kantonrechter heeft bij eindvonnis van 26 november 2003 de vorderingen van Airtrade afgewezen.
Tegen dit vonnis van de kantonrechter heeft Airtrade hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam, zulks onder vermeerdering van eis. Bij arrest van 8 juni 2006 heeft het hof de vermeerdering van eis toegelaten en het vonnis van de kantonrechter bekrachtigd.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft Airtrade beroep in cassatie ingesteld. Iberia heeft voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingesteld. De cassatiedagvaarding en de conclusie van antwoord tevens houdende voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.
Partijen hebben over en weer geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten, voor Airtrade mede door mr. M.S. Goeman en voor Iberia mede door mr. I.G.C. Bij de Vaate, beiden advocaat bij de Hoge Raad.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L.A.D. Keus strekt tot verwerping van het principale beroep.
3. Beoordeling van het middel in het principale beroep
3.1 In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
(i) Iberia is een Spaanse luchtvaartmaatschappij, die voor de afzet van vliegtickets onder meer gebruik maakt van agenten. Zij pleegt met deze agenten overeenkomsten te sluiten conform het model van de International Air Transport Association (IATA) Passenger Sales Agency Agreement. Iberia heeft in Nederland onder meer met NBBS Reizen B.V. (hierna: NBBS) en met bedrijven die deel uitmaken van de organisatie van Airtrade een Passenger Sales Agency Agreement (hierna ook: PSAA) gesloten.
(ii) In de PSAA is onder meer bepaald dat de agent op zich neemt voor de luchtvaartmaatschappij vliegtickets te verkopen en dat de luchtvaartmaatschappij de agent hiervoor een commissie ("basiscommissie") zal betalen.
(iii) Daarnaast pleegt Iberia met diverse agenten zogeheten Commercial Agreements te sluiten. Daarin worden onder meer nadere afspraken gemaakt over bonussen en incentives alsmede over de voorwaarden waaronder de agent hiervoor in aanmerking komt.
(iv) Codeshare V.O.F. (hierna: Codeshare) is een op 1 september 1999 opgerichte vennootschap onder firma waarin NBBS en Airtrade als vennoten deelnamen. Op 27 april 2000 heeft Iberia met Codeshare een Commercial Agreement voor het jaar 2000 gesloten. Deze overeenkomst voorziet onder meer in bonussen en incentives. Verder houdt deze overeenkomst ten aanzien van de basiscommissie het volgende in:
"Normal Standard Commission till 31st July 2000: 9%
After this date the standard commission will be 7%.
As we guarantee 9% commission till the end of the year, you can adapt your crs systems to 9% for IBERIA till the 31st of December 2000".
(v) Eind januari 2001 heeft Iberia aan Airtrade medegedeeld dat met ingang van het kalenderjaar 2001 de basiscommissie werd teruggebracht van 9% naar 7% en dat zij geen extra bonussen en/of incentives zou betalen. Daartegen is van de zijde van Airtrade bij brief van 7 februari 2001 geprotesteerd.
(vi) In september 2001 is het faillissement van NBBS uitgesproken. Airtrade heeft op 7 januari 2002 aan Iberia laten weten dat zij heeft besloten gebruik te maken van het recht de onderneming van Codeshare voort te zetten.
3.2 Airtrade vordert van Iberia betaling van een bedrag van € 664.122,-- aan provisie/beloning over het jaar 2001. Voor de daaropvolgende jaren vordert zij een jaarlijkse vergoeding op basis van de tarieven die voor het jaar 2000 zijn overeengekomen in de Commercial Agreement van 27 april 2000. Zij heeft aan deze vorderingen kort gezegd ten grondslag gelegd dat Iberia gehouden is tot betaling van de op die Commercial Agreement gebaseerde vergoeding zolang de agentuurovereenkomst tussen partijen voortduurt.
De kantonrechter heeft de vorderingen afgewezen. Het hof heeft het vonnis van de kantonrechter bekrachtigd. Het heeft onder meer het volgende overwogen.
"3.4 Te dien aanzien geldt dat de agentuurovereenkomst tussen partijen, althans tussen Iberia en bij Airtrade aangesloten reisbureaus, wordt beheerst door de IATA Passengers Sales Agency Agreements die tussen Iberia en de agenten afgesloten worden. Deze overeenkomsten voorzien in betaling van een standaardprovisie. De Commercial Agreement van 27 april 2000 bevat tijdelijke, additionele prijsafspraken, die volgens de tekst van deze overeenkomst uitsluitend gelden voor het jaar 2000 en die dus, behoudens verlenging, per 1 januari 2001 zijn geëxpireerd. Tussen partijen staat vast dat geen verlenging heeft plaatsgevonden.
3.5 Onder deze omstandigheden stond het Iberia vrij om na afloop van de Commercial Agreement terug te vallen op de basisprovisie-afspraken ingevolge de voormelde IATA agentuurovereenkomst. (...)"
3.3 De onderdelen 1.1-1.3 klagen dat het hof aldus heeft miskend dat de Commercial Agreement van 27 april 2000 een geheel vormt met de PSAA, althans daarop voortbouwt of daarvan deel is gaan uitmaken, zodat met de voortzetting van de - voor onbepaalde tijd aangegane - PSAA ook de Commercial Agreement geacht moet worden te zijn voortgezet voor onbepaalde tijd, althans dat het hof zijn andersluidende oordeel niet genoegzaam heeft gemotiveerd. De onderdelen falen. Het oordeel van het hof dat de Commercial Agreement tijdelijke, ten opzichte van de PSAA additionele prijsafspraken bevat die uitsluitend golden voor het jaar 2000, zodat het Iberia vrijstond met ingang van 1 januari 2001 terug te vallen op de basisprovisie-afspraken van die PSAA, geeft niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting. Voor het overige kan het als van feitelijke aard in cassatie niet op juistheid worden onderzocht. In het licht van de gedingstukken behoefde dat oordeel ook geen nadere motivering dan door het hof is gegeven.
3.4 De in onderdeel 1.4 aangevoerde klachten kunnen evenmin tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3.5 Onderdeel 2 heeft geen zelfstandige betekenis en behoeft derhalve geen behandeling.
3.6 Het incidentele beroep, dat is ingesteld onder de voorwaarde dat het middel in het principale beroep tot vernietiging van het arrest van het hof leidt, behoeft, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, evenmin behandeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het principale beroep;
veroordeelt Airtrade in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Iberia begroot op € 5.905,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.B. Fleers als voorzitter en de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, A. Hammerstein, J.C. van Oven en C.A. Streefkerk, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 6 juni 2008.