ECLI:NL:HR:2008:BC8100
Hoge Raad
- Cassatie
- J.B. Fleers
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- A. Hammerstein
- J.C. van Oven
- C.A. Streefkerk
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
Uitleg van agentuurovereenkomst en provisiebetalingen tussen reisorganisatie en luchtvaartmaatschappij
In deze zaak heeft Airtrade Holding B.V. een rechtszaak aangespannen tegen de luchtvaartmaatschappij Iberia, waarbij zij vorderingen heeft ingesteld tot betaling van een provisie van € 664.122,-- over het jaar 2001. De zaak draait om de uitleg van een agentuurovereenkomst en de bijbehorende commerciële afspraken tussen partijen. Airtrade heeft Iberia gedagvaard op 26 november 2002, waarna de kantonrechter op 26 november 2003 de vorderingen van Airtrade heeft afgewezen. Airtrade heeft vervolgens hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam, dat op 8 juni 2006 het vonnis van de kantonrechter heeft bekrachtigd. Hierop heeft Airtrade cassatie ingesteld bij de Hoge Raad, terwijl Iberia voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep heeft ingesteld.
De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat de agentuurovereenkomst tussen Iberia en Airtrade wordt beheerst door de IATA Passenger Sales Agency Agreements. De Hoge Raad oordeelt dat de commerciële overeenkomst van 27 april 2000 tijdelijke prijsafspraken bevatte die enkel voor het jaar 2000 golden en dat er geen verlenging heeft plaatsgevonden. Hierdoor was Iberia vrij om na afloop van deze overeenkomst terug te vallen op de basisprovisie-afspraken van de IATA overeenkomst.
De Hoge Raad heeft het principale beroep van Airtrade verworpen en hen veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van Iberia zijn begroot op € 5.905,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. De uitspraak is gedaan op 6 juni 2008 door een meervoudige kamer onder leiding van vice-president J.B. Fleers.