ECLI:NL:HR:2008:BC8036
Hoge Raad
- Cassatie
- P.C. Kop
- O. de Savornin Lohman
- F.B. Bakels
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling op grond van niet te goeder trouw ontstaan van schulden
In deze zaak hebben verzoekers tot cassatie, [verzoeker 1] en [verzoekster 2], zich gewend tot de rechtbank Rotterdam met een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. Dit verzoek is ingediend op 23 mei 2006, maar de rechtbank heeft bij vonnissen van 31 augustus 2006 de verzoeken afgewezen. Hierop hebben de verzoekers hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof 's-Gravenhage. Na een mondelinge behandeling heeft het hof op 23 november 2006 de behandeling van de zaak aangehouden om aanvullende stukken van de verzoekers te ontvangen. Na ontvangst van deze stukken heeft het hof op 20 februari 2007 de vonnissen van de rechtbank bekrachtigd.
Tegen zowel het tussenarrest als het eindarrest hebben de verzoekers cassatie ingesteld. De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en de conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman, die strekte tot verwerping van het beroep, gevolgd. De Hoge Raad oordeelde dat de in de middelen aangevoerde klachten niet tot cassatie konden leiden. Dit oordeel werd onderbouwd met de overweging dat de klachten geen nadere motivering behoefden, aangezien zij niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad op 28 maart 2008 het beroep verworpen. Dit arrest is gewezen door de raadsheren P.C. Kop, als voorzitter, O. de Savornin Lohman en F.B. Bakels, en is in het openbaar uitgesproken door raadsheer E.J. Numann.